Boris A. Novak 
Translator

on Lyrikline: 6 poems translated

from: 荷兰文 to: 斯洛文尼亚文

Original

Translation

XXIV

荷兰文 | Gaston Burssens

à Yvette

Adieu. Dit zijn de laatste noten
die ik gespeeld heb op mijn ribbenkast.
Een kast, waarvan ik in de laden
wat blanco vellen heb geborgen,
papieren voor de dorst.
Zij zullen met mij begraven worden,
mishandeld en mijn slaven worden
en adders aan mijn borst.
Maar goed. Vandaag ben ik nog krekel,
doch morgen ben ik mier,
die overmorgen al zijn hekel
¬– uit zijn reserves in de pekel –
aan apropos, atoom en spirocheten
posthuum zal zetten op papier.
Adieu! Wie weet of ik niet zal beklijven
door ’t schrijven van een later lied,
of ik het schrijven zal of niet.
Zinloos of niet.
Levend of niet.

from: Alles is mogelijk in een gedicht
Antwerpen: Meulenhoff, 2005
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

XXIV

斯洛文尼亚文

za Yvette

Adieu. To so zadnje note,
ki sem jih zaigral na svoj prsni koš.
Omaro, kamor sem v predale
spravil nekaj praznih listov
papirja za žejo.  
Pokopani bodo skupaj z mano,
trpinčeni bodo in moji sužnji bodo,
ti gadi, ki se na mojih prsih grejejo.  
A dobro. Danes sem še čriček,
jutri pa bom termit,
ki bo pojutrišnjem kljub odporu
– iz svoje rezerve v razsolu –
kot à propos, atom in spiroheta
postumno padel na papir.
Adieu! Kdo ve, ali se ne bom vtisnil v spomin
s pisanjem kakšne poznejše pesmice,
ali jo bom napisal ali ne.
Nesmiselno ali ne.
Živ ali ne.

Prevedel Boris A. Novak
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009.

STERVEN TE ANTWERPEN

荷兰文 | Maurice Gilliams

De stenen engel aan de Cathedraal
heft zijn balans te middernacht voor die bezwijken.
Het heir der luizen kraakt. De katten zijken
in kromme gangen waar geen tocht door jaagt.

Gelegerd op de terpen van het zwijgen,
ten voeten uit onder een schors van slaap,
het strottenbloed gestremd, de schedel kaal
geplukt, stinken de Hanen van het lijden.

Hier gaan de kralen van de rozenkrans verloren ;
van huid en haar geen raadsel overblijft
waar ledigheid in ledigheid wil wonen.

Het huis van kamers en de stad van straten :
ai, laat de klok met rust. Telt goud, drinkt wijn.
Het vuil rot ondergronds. Bidt niet voor het geraamte.

© Meulenhoff & Stichting Vita Brevis
from: Verzamelde gedichten
Amsterdam/Gent: Meulenhoff, 1993
Audio production: Het Beschrijf, 2004

Umreti v Antwerpnu

斯洛文尼亚文

Kameniti angel na Katedrali
opolnoči za šibke dvigne tehtnico.
Gospod uši zaškrta. Mačke zginejo
v hodnik, kjer jih noben prepih ne žali.  

Na kupe molka nagrmadena, tesnó
k nogàm, pod lubjem spanca, se razgali  
iz grla kri, lobanja, podobna skali.
Petelini trpljenja smrdé v nebo.   

Tu se zgubijo jagode iz roženkranca;
od las in kože ne ostane niti uganka,
kjer se praznina seli v praznino.

Iz sob je hiša in vse mesto je iz cest:
joj, pusti zvon pri miru. Štej zlato, pij vino.
Pod zemljo gnitje. Ne môli za skelet.

Prevedel Boris A. Novak
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009.

LANDELIJK SOLO

荷兰文 | Maurice Gilliams

Ik droomde: toen ik over de heide kwam
in ‘t late avondrood: mijn koude hand
had een warm vogelei geroofd. ¾ o liefste.

Gij woont alleen. Het huis staat afgelegen
in de wind die over de vlakte waait;
als ik bij u kom kan het niemand weten.
Twee stenen leeuwen waken bij de trap,
plechtig en zwaar, als voor een Egyptisch graf.  
Een staalhard kruid heeft de dorpel verschoven  
en ‘t eeuwenoud arduin ligt doorgebroken.
Soms zucht gij droef, als we de trap afgaan :
‘eilaas, gij zijt nooit diep door mij geraakt;
ge doet geen moeite.’ Zachtjes gaat ge wenen.  
Uw hand begint het bedauwde beeld te strelen  
en 'k laat mij vallen op het wilde gras.
- Liefste, roep ik ongewoon: op het dak  
zijn de schaliën los, dichtbij het venster :  
daaronder ligt ge aan mij met pijn te denken  
als het regent en er zingt dan een lek
op de koperen bollen van het bed.

‘t Is donker. In huis zijn we twee bijen  
in een biekorf: zoetheid aan alle zijden
en ons gezoem maakt de ogen groot en traag  
komen de woorden. voor uw voeten waakt
de hond. Het dier heeft afhangende oren ;
het ligt gerust en likt zijn brede poten.
In uw liefdemacht, stoeiend overstelpt,  
daal ik af als in een bad lauwe melk,
en 'k voel uw hart zwaar kloppen. Wij verzwijgen  
elkaar ons geheim, en dit schenkt zoet lijden,  
omdat wij, heel eenzaam zo dicht bijeen,  
elkander martelen met naïef leed.

Gij hebt mijn pijp uit mijn mond genomen
en gelegd naast het opgezet eekhorentje.
Dan verbergt ge uw gelaat in mijn hals  
en ademt zwaar, tot ge krachteloos valt
in mijn armen. Mijn lippen komen proeven
uw blijde pijn wanneer ze u diep ontroeren.
Gij zijt een boomken dat diep wordt gesnoeid  
en duizelt, lief. Dan zinken wij vermoeid.

Straks strelen we in de stal blauwe konijnen.
Op het hooi flitst een pasgeslepen beitel
en een bijl staat straf in een balk geplant.
Er ritselt een hagedis op het dak.
Gij dooft de lamp. Wij komen langzaam buiten  
onder de bomen en wij staan te luisteren
naar de verte waar maneklaarte vaart.
En gij wordt schoon en goed voor mij, eilaas,
in deze nacht. Wij staan op klamme zoden
en stamelen. Er drijft de geur van koren
alom en pasgebroken dennenhout.
Maar uw vingers zijn als mos, smal en koud,
en ik befluit ze zoetjes, tot ze zijn
betoverd aan mijn lippen, eeuwiglijk,
met de weemoed van mijn mond overdonkerd  
- lief, hoelang staan wij voor elkaar verwonderd ?

Ik verlaat u over een uitgedroogde gracht  
waar een oude schoen vergaat en wat
roest tragisch overblijft van duurzaam ijzer.
Zo treffen wij voor ‘t hart telkens bewijzen :
het schone, ook het sterke moet hier vergaan,  
en, vallend, worden wij ‘t einde gewaar.
Daarom laat God ons somtijds teder spelen
met alle de madelieven van ons leven.

© Meulenhoff & Stichting Vita Brevis
from: Verzamelde gedichten
Amsterdam/Gent: Meulenhoff, 1993
Audio production: Het Beschrijf, 2004

Podeželski solo

斯洛文尼亚文

Sanjal sem: ko sem v večerni žar
prišel skoz vresje: moja mrzla dlan
je oropala ptičje jajce – o Najljubša.

Ti živiš sama. Hiša stoji, oddaljena
v vetru, ki zavija čez ravan;
kdaj pridem k tebi, prav nihče ne ve.
Kamnita leva čuvata stopnišče,
svečano, kakor egipčanske grobnice.
Jekleno trda zel je premaknila prag
in zlomljen je star, moder peščenjak.
Včasih ti na stopnicah privre vzdih:
»Žal vate níkdar ne prodrem globoko,
ker ne pomagaš.« Nato mehkó ihtiš.
Pobožaš orošeno sliko z roko
in me pustiš, da padem v divjo travo.
– Najljubša, ti zakličem, nenavadno:
na strehi ti vihar razkriva skrilavce,
nad oknom, kjer spiš in boleče misliš name,
ko pada dež in pôje skozi špranje
na velike, bakrene krogle postelje.

Temnó je. V hiši sva dve čebeli
v panju: sladkost se povsod cedi
in najino brenčanje razširi oči
in pridejo besede. Pred nogámi ti bedi
pes. Žival ima povešene uhlje;
mirno leži in liže krepke tace.
V tvojo moč ljubezni se igraje
spustim kot v mlačno kopel iz mleka,
in slišim, kako ti srce težkó odmeva.
Molčiva o skrivnostih, kar boli
tako sladkó, da, bližnja in samotna,
drug drugega naivno mučiva.
 
Iz mojih ust si mi ukradla pipo
in jo odložila ob nagačeno veveričko.
Svoj obraz skriješ ob moj vrat in rame,  
in sopeš, dokler nemočna ne padeš
v moje roke. Ustnice okušajo
tvojo radostno rano in te ganejo.
Drevesce si, globoko si obrezana,
vrti se ti. Utrujena potoneva.

Potem v hlevu božava modre zajce.
Na senu blesk nabrušenega dleta,
sekira je zapičena v tram.
Po strehi se šušteč sprehaja kuščar.
Ugasneš luč. Počasi greva ven
pod drevje, kjer poslušava odzven
daljave, kamor potuje mesečina.
In lepa si in dobra zame, žal,
nocoj. Hodiva po vlažnih tratah
in jecljava. Povsod vonjave žita
in ravnokar posekanega bora.
A tvoji majhni, mrzli prsti so kot mah
in nanje mehkó zaigram piščal,
da so začarani na mojih ustnicah,
za vedno, z žalostjo zasenčenih ust  
– kako dolgo se čudiva drug drugemu?

Zapustim te vrh suhega kanala,
kjer je pozabljen čevelj in je ostala
rja, tragično, od trajnega železa.  
Srce si zmeraj išče mir dokaza:
lepa in močna nuja tu potone
in padajoč zaznava, da je konec.
Zato nama Bog včasih da to nežnost igre,
z vsemi marjeticami najinih življenj.

Prevedel Boris A. Novak
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009.

Inspiratie

荷兰文 | Leonard Nolens

Nee, meneer, ik heb geen visie nodig, geen visioen
En geen visite van hogere krachten, nee, mevrouw.
Een zomerochtend, zwarte koffie, sigaretten,
Het zingende voorbeeld van een vlieg, een mug
Die mijn afwezigheid bestookt met haar zatte figuren,
Zulke dingen volstaan om hier de rok te lichten
Van een vochtige ziel; om met haar stomme spleet
Uw kritische blik te verblinden, jawel, meneer.
Het gaat mij niet om woorden, ziet u, maar om zinnen
Die vanochtend uit het niets de straat op komen
Als geeuwende kinderen nog dronken van de slaap.
Ze spelen er voorzichtig met elkaars verlangens
En vangen ballen die geen mens over de hagen gooit.
Ze liggen vechtend op de stoep elkaar te omhelzen
En zoenen in het wilde weg hun verre toekomst.
Het zijn die zinnen die ik vind zonder bedoeling.

© Querido
from: Manieren van Leven
Amsterdam: Querido, 2001
Audio production: het beschrijf, Brussels 2002

Navdih

斯洛文尼亚文

Ne, gospod, ne potrebujem nobenega videnja, nobene vizije
In nobene vizite višjih moči, ne, gospa.
Poletno jutro, črna kava, cigarete,
Pojoči zgled muhe, komar,
Ki bombardira mojo odsotnost s svojimi pijanimi figurami,
Take reči zadoščajo, da bi prižgal krilo
Vlažne duše; da bi z njeno nemo špranjo
Zaslepil vaš kritični pogled, seveda, gospod.
Ne gre mi za besede, vidite, ampak za pomene,
Ki danes zjutraj iz niča stopijo na cesto
Kakor zehajoči otroci, še pijani od spanca.
Previdno se igrajo z drug drugega hrepenenji
In ujamejo žoge, ki jih nihče ni vrgel čez žive meje.
Ležijo na pločniku in se tepejo, da bi se objeli,
In na divji poti poljubljajo svojo daljno prihodnost.
To so pomeni, ki jih najdem brez namena.

Prevedel Boris A. Novak
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009.

BRONNEN DER SLAPELOOSHEID

荷兰文 | Maurice Gilliams

I.

Zij droeg de lamp achter de waterlissen.  
De dageraad van middernacht knaagt door  
het hoog vertrek waarin Maria slaapt,  
terwijl ik snak naar water en naar lissen.

Ik lig bij haar. Zij rust bij mij. En geen  
van beiden zijn wij in de wereld samen,  
want niets is hier want élders samen  
waar geen verlangen de een van de ander scheidt.

De muur wordt spiegel van het sterrenheir.  
De stilte zwelt van vissen. In de algen  
knerpen de zoutkristallen van oud zeer.

Verblijf ik dan voortaan in 't zeemansgraf  
terwijl het spookschip onverpoosd blijft zeilen?
- Maar als Maria zucht, vat ik haar hand.


II.

Wolvin en wolf in 't winters ledikant
als het gehuil des harten krimpt tot fluistren:  
uit de angsten ranken namen op in 't duister  
met in hun wijn de bloedsmaak van het lam.

Als in de tijd van de ouders zijn de nachten,  
op 't huis gestapeld drukt het tempelpuin;
en waar een lichtstraal door een schaduw suist  
bederft de waan tot schimmel op de wanden.

‘t Gedroomde kinderhandje slaapt in ons;
zijn polsje klopt gelijk in nood de borst
der vogels die men treurig vrij moet laten.

Samen, onder de vlag van 't beddenlaken,
als na een veldslag zijn wij opgebaard.
Maria's hand rust op mijn grauwend haar.

© Meulenhoff & Stichting Vita Brevis
from: Verzamelde gedichten
Amsterdam/Gent: Meulenhoff, 1993
Audio production: Het Beschrijf, 2004

Izviri nespečnosti

斯洛文尼亚文

II

Volk in volkulja gresta v zimsko posteljo,
ko skrčen jok srca le šepetá:
iz strahu se imeni pneta v temò,
v vinu je okus po krvi jagnjeta.

Kakor v času staršev so noči,
hišo pritiska razvalina templja;
kjer žarek skozi senco šelesti,
zabloda zgnije in splesní na stenah.

V nas otroška rokica še spi;
v stiski še enak utrip v prsih
ptic, ki jih z žalostjo spustimo na plan.

Skupaj leživa pod zastavo rjuh,
kakor po bitki, na mrtvaškem odru.
Na mojih sivečih laseh Marijina dlan.

Prevedel Boris A. Novak
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009.

Bij een graf

荷兰文 | Leonard Nolens

Gekregen, van jou, gekregen
Twee ogen om naar je te kijken,
Mijn blik om je nooit meer te zien.

Gekregen, van jou, gekregen
Twee voeten om je te bezoeken,
Mijn reislust om je te verlaten.

Gekregen, van jou, gekregen
Twee lippen om je te zoenen,
Een mond om je nooit meer te spreken.

Gekregen, van jou, gekregen
Twee oren om je te horen
Vragen: wie is er verdwenen?

Gekregen, van jou, gekregen
Twee handen om je te dragen
Van ginds naar de plek waar ik sta.

Gekregen, van jou, me gekregen
Om hier alleen te zijn,
Hier samen te zijn met jou

Zonder jou.

© Querido
from: Manieren van Leven
Amsterdam: Querido, 2001
Audio production: het beschrijf, Brussels 2002

Ob grobu

斯洛文尼亚文

Dobil, od tebe sem dobil
Ti dve očesi, da bi te gledal,
Ta svoj pogled, da bi te nikoli več ne videl.

Dobil, od tebe sem dobil
Ti dve nogi, da bi te obiskoval,
To svoje veselje do potovanj, da bi te zapustil.

Dobil, od tebe sem dobil
Ti dve ustnici, da bi te poljubljal,
Usta, da bi te nikoli več ne nagovoril.

Dobil, od tebe sem dobil
Ti dve ušesi, da bi te slišal,
Kako sprašuješ: kdo je tam izginil?

Dobil, od tebe sem dobil
Ti dve roki, da bi te prinesel
Od tam na kraj, kjer stojim.

Dobil, od tebe sem dobil sebe,
Da bi bil tukaj sam,
Da bi bil tukaj skupaj s tabo

Brez tebe.

Prevedel Boris A. Novak
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009.