Rozalie Hirs
* [de dag rolt de straat op]
* [de dag rolt de straat op]
de dag rolt de straat op
vanuit een diepte waar ik niets van weet
rolt de dag de straat op die ik diepte noem
want zo heet de dag vandaag: een diepte is als jij
haar weet te vinden in het onderhavige
onderzoek ritselen wij maar wat met papieren
nemen het op voor elkaars vermogen
te zien in het donker of de oever slaapt
als de eb een eind weg vandaag
de weg bewondert steeds anders bevolkt
en we de horizon naar ons toe halen –
een rode draad met flonkeringen
verschoppelingen van de schaduw
tot het asfalt onze voeten verbrandt
het vuur opgooit uit ons zweet
het lijf bestuurt als ware het een vrucht
op het wegdek uitgespuugd en geen vogel
echt geen een vogel opvliegt
met het verwisselen van de gedachte
vraagt de mond om niets
bemint de mond bevindt de groet zich
in onuitgesproken millimeesterlijk
benaderde zichtbaarheid van dit en dat
van wat en hoe de dingen zijn
het bloed blijft maar vragen stijgt
in het blozen een langskomende trein
schuift zich tussen nieuwbouw en leegte in mist
ons berovend van zicht op een vlieger
met een staart vol gekleurd licht
van goud misschien – misschien ook niet