Rozalie Hirs

nizozemščina

Kim Andringa

francoščina

een dag

vliegende ogen met verende vleugels lichten geworpen
op een landkaart getekend in handen vlammend
klaarwakker dat zei ik toch niet een ademloos lichtgewicht
honingmerk en stuifmeel van levende klaprozen blauwe
velden korenbloemen als ontpopte hoofden eenogige
wolkeloze lucht waar dromen vandaan tevoorschijn
komen als zijderupsjes zich in duizenden meters
spinnende talen op grijsgroene moerbeibladen bedekt
met haartjes onthullende draden een verliefde zon
tegemoet komen zomaar zonder opdracht of regen
strekkende voelsprieten even een aanraking
van uitslaande vleugels naar wat is (een dag)

waar komen vlinders vandaan die invasie van lentelijke
lichtgevoeligheid ondragelijk bijna witte vleugels
gespikkeld uit een droom ontwaakte nacht zo vroeg
een hand vol ochtenddauw gedronken van glanzende
grassprieten en enige uren die klonken als zware klokken
in een dorp tussen niet gespecificeerde bergen
waar mensen wonen ergens op aarde uit haar voegen
prei en uien oogsten appels in een gaard en bomen bloeien
druiven barsten voor rijping in roestvrijstalen tonnen
en straks een neus verleiden het verhemelte dan
over de tong gaan als voorproef op wie vannacht
in enige uren aanloop van opnieuw (een dag)

verschijnt in het raam een land van ijsvogels
dan kraken ijsbloemen op warme adem naar lippen
bewegen als herinneringen losgelaten haren langs wolken
niet door gespikkelde vlinders of de wind bezochte wegen
een huis de struik in een berm bevroren regenwater
verdwijnt aarde onder een witte in lichtstralen
verpakte glinsterende oppervlakte tekenen diezelfde
wolken van weer wat nevel voorbij de koude morgen
springen vlokjes het licht in een welving
van horizonnen laten vinger voor vinger schaduwen
glijden langs bomen wakker worden zich herhalen
woord voor woord een ademen (een dag)

© Rozalie Hirs
Iz: Gestamelde werken
Amsterdam: Querido, 2012
ISBN: ISBN 978-90-214-4243-3
Avdio produkcija: Haus für Poesie, 2018

un jour

yeux volants aux ailes mobiles lumières jetées
sur une carte dessinée entre des mains flambant
frais et dispos je l’avais dit non pantelant poids plume
corolles et pollen de coquelicots vifs champs
bleus centaurées comme des têtes écloses ciel
borgne sans nuages d’où sortent des rêves
comme des vers à soie se tissant dans mille mètres
de langues sur des feuilles de mûrier gris-vert
duvetées de fils dévoilants viennent à l’encontre
d’un soleil amoureux comme ça sans ordre ni pluie
antennes tendues un instant de frôlement
d’ailes dépliées vers ce qui est (un jour)

d’où viennent les papillons cette invasion de photosensibilité
printanière insoutenable presque blanches les ailes
tachetées d’un rêve la nuit éveillée si tôt
une main remplie de rosée bue sur des brins d’herbe
luisants et quelques heures sonnant comme de lourdes cloches
dans un village entouré de montagnes non spécifiées
où habitent des gens quelque part sur terre dans ses joints récoltent
poireaux et oignons pommes du verger et des arbres fleurissent
des raisins éclatent avant de mûrir dans des tonneaux en inox
et bientôt séduisent un nez le palais puis
roulent sur la langue comme avant-goût de qui cette nuit
en quelques heures amorce d’à nouveau (un jour)

apparaît dans la fenêtre un pays de martins-pêcheurs
alors des fleurs de givre craquent sur l’haleine chaude vers des lèvres
bougent comme des souvenirs des cheveux lâchés le long de nuages
des routes fréquentées ni par les papillons tachetés ni par le vent
une maison le buisson sur un bord de route eau de pluie gelée
la terre disparaît sous une blanche surface étincelante
enveloppée de rayons de lumière dessinent ces mêmes
nuages d’encore un peu de brume passé le matin froid
des flocons sautent dans la lumière en une ondulation
d’horizons font doigt après doigt glisser
des ombres le long d’arbres se réveiller se répéter
mot après mot un souffle (un jour)

traduction par Kim Andringa