Arjen Duinker

nizozemščina

Barbara Köhler

nemščina

Zintuigen en verlangens

‘Aan zee wil je de mooiste dingen,
Aan zee wil je de leukste dingen.

Want aan zee is de wil met niets
Te vergelijken en compleet naakt.

Hahahah! Aan zee is de zee
Precies hetzelfde als de wil!

Ik zie misschien een boot,
Misschien is het een boot met niets,

Misschien een boot zonder geluid,
Misschien... Ik wil die boot graag zien

Want een boot is te vergelijken met de wil,
Kijk, de zee komt dichterbij, dichterbij,

Ofschoon water blijft waar het is.
Een boot vaart door steeds ander water.

Op zoek naar romantiek, ongetwijfeld,
Op zoek naar het begin van begrijpen,

Op zoek naar... Ik zie daar in de verte
Ook iets wat op een vogel lijkt, daar,

Verder laat de zee zich nauwelijks zien,
Misschien komt die boot dichterbij.

Van de zee leer je de mooiste dingen,
Van de zee leer je de leukste dingen,

Ik wil hier blijven tot de avond valt.
Weer een golf, en weer een, luister!

Alsof ik mannen op die boot hoor praten!
Ze zullen wel ruziën, over de koers,

Of over wie de grootste lul heeft, haha!
Of over de geluiden in de wolken.

Niets te horen behalve verzinsels,
Schitterende regels zonder precisie,

Ik wil dat de zee dichterbij komt.
Ik heb het koud en ik heb het warm.

Aan zee denken, aan de diepte in de verte
En aan mensen die van de diepte houden.

Gedachten worden in elkaar gedrukt,
Liefde zweeft als moedig organisme

In onmetelijkheid rond. Ik geloof
Dat de vogels weinig interesse hebben

Voor die boot daar in de verte,
Ik heb zin om aan boord te gaan,

Om te wachten tot de vogels komen.
Ik koester weliswaar de onrust van mijn zintuigen

Maar stel vast dat ik weinig van die onrust voel,
Misschien bedwelmt de zoute lucht me.

Nee, opgejaagd door de wind rollen woorden
Over je huid, ze spiegelen zich aan de zee,

Geef je hand eens hier. De zee zingt
Een lied dat wij alleen maar kunnen zien,

Glinsterende vissen, glinsterende verlangens,
Glinsterende verlangens maken glinsterende liedjes,

Glinsterende vissen zorgen voor koelte,
O kijk, die vogel hangt een slinger in de lucht.

Ik wil hier wachten tot de zee verdampt.
Ik wil mannen die fantastisch ruiken,

Ik wil dat ze bij me komen en me strelen
Terwijl de boot groter en doorzichtiger wordt.

Maar die vogel... Zo oorspronkelijk, zo hard,
Mijn verlangens raken de weg naar buiten kwijt.

Ik doe mijn ogen dicht, ondertussen dromen, dromen
Van alle hemellichamen die verstoppertje spelen,

Jullie weten toch dat een woord een voorwerp is,
Dat de mond tot de zilveren zintuigen moet worden gerekend

En dat die boot in een andere werkelijkheid vaart
Dan de onze? Ik sta, kijk en ruik schitteringen.

Aan zee verlangt de zee naar mij, al mijn vriendinnetjes
Hebben ogen die de golven in hun innerlijk laten zien,

Ik vraag me af welke geluiden het geluid samenstellen,
Hoeveel ik kan horen. Hier aan zee is elke vraag

Misschien de meest gestelde.

© Arjen Duinker
Iz: Misschien vier vergelijkingen
Amsterdam : Meulenhoff, 2002
Avdio produkcija: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

Sinne und Verlangen

Am Meer will man die schönsten Sachen,
Am Meer will man die stärksten Sachen.

Denn am Meer ist der Wille mit nichts
Vergleichbar und nackt und bloß.

Hahaha! Am Meer ist das Meer
Dem Willen vollkommen gleich!

Vielleicht sehe ich ein Schiff
Vielleicht ist’s ein Schiff voll nichts,

Vielleicht ein Schiff ohne Laut,
Vielleicht...Ich will das Schiff gerne sehn,

Denn ein Schiff ist dem Willen vergleichbar,
Schau, das Meer kommt heran, heran,

Wenn auch Wasser bleibt, wo es ist.
Ein Schiff schwimmt durch stets andre Wasser.

Ist aus auf Romantik, unbedingt,
Ist aus auf Beginn, auf Verstehen,

Ist aus auf... Ich sehe da in der Ferne
Auch was, das sieht aus wie ein Vogel, da,

Aber sonst lässt das Meer sich kaum sehn,
Vielleicht kommt das Schiff ja heran.

Vom Meer lernt man die schönsten Sachen,
Vom Meer lernt man die stärksten Sachen,

Ich will hierbleiben bis die Nacht anbricht.
Noch eine Welle und noch eine, hör doch!

Als ob ich Männer auf dem Schiff reden hörte!
Sie werden wohl streiten, über den Kurs,

Oder wer den größten Schwanz hat, haha!
Oder über die Laute in den Wolken.

Nichts zu hörn außer Seemannsgarn,
Glänzende ungenaue Zeilen,

Ich will dass das Meer herankommt.
Mir ist es kalt und mir ist es warm.

Ans Meer denken, an die Tiefe im Fernen
Und an Menschen mit Liebe zur Tiefe.

Gedanken quetscht man oft ineinander,
Liebe segelt als tapferer Organismus

Durchs Unermessliche. Ich glaub ja
Die Vögel haben keine rechtes Interesse

Für das Schiff da in der Ferne,
Ich hätte Lust an Bord zu gehen

Und zu warten bis die Vögel kommen.
Ich hüte zwar die Unruhe meiner Sinne,

Merk aber dass ich wenig spür von Unruhe,
Vielleicht betäubt die Salzluft mich.

Nein, vom Wind aufgescheucht rollen dir Worte
Über die Haut, spiegeln sich im Meer,

Leg mal die Hand hierher. Das Meer singt
Ein Lied, das wir aber nur sehen können,

Funkelnde Fische, funkelnde Verlangen,
Funkelnde Verlangen machen Lieder funkeln,

Funkelnde Fische sorgen für Kühle.
Schau, der Vogel schlingt der Luft eine Schleife.

Ich will hier warten bis das Meer verdampft.
Ich will Männer, die phantastisch riechen,

Ich will, dass sie kommen und mich streicheln
wenn das Schiff größer wird und durchsichtiger.

Doch der Vogel da... So eigentümlich, so grell,
Meine Verlangen kommen vom Weg nach draußen ab.

Ich mach meine Augen zu, träume, träume dabei
von allen Himmelskörpern, die Versteck spielen,

Ihr wisst doch, dass ein Wort ein Ding ist,
man den Mund zu den silbernen Sinnen rechnet

Und das Schiff in einer anderen Wirklichkeit schwimmt
Als unsrer? Ich stehe, schau und rieche Glänzendes.

Am Meer verlangt das Meer nach mir, all meine Freundinnen
Haben Augen, in denen Wellen zum Vorschein kommen,

Ich frage mich, welche Laute den Laut bilden,
Wieviel ich hören kann. Jede  Frage ist hier am Meer

Vielleicht die meistgestellte.

Übersetzt von Barbara Köhler

© Wallstein Verlag, Göttingen 2007

In: Keine Triste Isolde. Gegenwartslyrik aus Flandern und den Niederlanden. Zweisprachige Ausgabe. Göttingen: Wallstein Verlag 2007