Aneta Dantcheva 
Translator

on Lyrikline: 3 poems translated

from: nizozemščina to: bolgarščina

Original

Translation

LANDELIJK SOLO

nizozemščina | Maurice Gilliams

Ik droomde: toen ik over de heide kwam
in ‘t late avondrood: mijn koude hand
had een warm vogelei geroofd. ¾ o liefste.

Gij woont alleen. Het huis staat afgelegen
in de wind die over de vlakte waait;
als ik bij u kom kan het niemand weten.
Twee stenen leeuwen waken bij de trap,
plechtig en zwaar, als voor een Egyptisch graf.  
Een staalhard kruid heeft de dorpel verschoven  
en ‘t eeuwenoud arduin ligt doorgebroken.
Soms zucht gij droef, als we de trap afgaan :
‘eilaas, gij zijt nooit diep door mij geraakt;
ge doet geen moeite.’ Zachtjes gaat ge wenen.  
Uw hand begint het bedauwde beeld te strelen  
en 'k laat mij vallen op het wilde gras.
- Liefste, roep ik ongewoon: op het dak  
zijn de schaliën los, dichtbij het venster :  
daaronder ligt ge aan mij met pijn te denken  
als het regent en er zingt dan een lek
op de koperen bollen van het bed.

‘t Is donker. In huis zijn we twee bijen  
in een biekorf: zoetheid aan alle zijden
en ons gezoem maakt de ogen groot en traag  
komen de woorden. voor uw voeten waakt
de hond. Het dier heeft afhangende oren ;
het ligt gerust en likt zijn brede poten.
In uw liefdemacht, stoeiend overstelpt,  
daal ik af als in een bad lauwe melk,
en 'k voel uw hart zwaar kloppen. Wij verzwijgen  
elkaar ons geheim, en dit schenkt zoet lijden,  
omdat wij, heel eenzaam zo dicht bijeen,  
elkander martelen met naïef leed.

Gij hebt mijn pijp uit mijn mond genomen
en gelegd naast het opgezet eekhorentje.
Dan verbergt ge uw gelaat in mijn hals  
en ademt zwaar, tot ge krachteloos valt
in mijn armen. Mijn lippen komen proeven
uw blijde pijn wanneer ze u diep ontroeren.
Gij zijt een boomken dat diep wordt gesnoeid  
en duizelt, lief. Dan zinken wij vermoeid.

Straks strelen we in de stal blauwe konijnen.
Op het hooi flitst een pasgeslepen beitel
en een bijl staat straf in een balk geplant.
Er ritselt een hagedis op het dak.
Gij dooft de lamp. Wij komen langzaam buiten  
onder de bomen en wij staan te luisteren
naar de verte waar maneklaarte vaart.
En gij wordt schoon en goed voor mij, eilaas,
in deze nacht. Wij staan op klamme zoden
en stamelen. Er drijft de geur van koren
alom en pasgebroken dennenhout.
Maar uw vingers zijn als mos, smal en koud,
en ik befluit ze zoetjes, tot ze zijn
betoverd aan mijn lippen, eeuwiglijk,
met de weemoed van mijn mond overdonkerd  
- lief, hoelang staan wij voor elkaar verwonderd ?

Ik verlaat u over een uitgedroogde gracht  
waar een oude schoen vergaat en wat
roest tragisch overblijft van duurzaam ijzer.
Zo treffen wij voor ‘t hart telkens bewijzen :
het schone, ook het sterke moet hier vergaan,  
en, vallend, worden wij ‘t einde gewaar.
Daarom laat God ons somtijds teder spelen
met alle de madelieven van ons leven.

© Meulenhoff & Stichting Vita Brevis
from: Verzamelde gedichten
Amsterdam/Gent: Meulenhoff, 1993
Audio production: Het Beschrijf, 2004

СЕЛСКО СОЛО

bolgarščina

Сънувах сън: минавах през ливадата
в аленината на късния сумрак: студената ми длан
бе откраднала топло яйчице. – О мила.

Живееш сама. Твоят дом е изложен
на вятъра, духащ през равнината;
идвам при теб, ала никой не бива да знае.
Двата каменни лъва пазят стълбището,
важни и тежки, сякаш пред гроб във Египет.
Стоманенояка трева е отместила прага
и  вековностар каменен къс лежи потрошен.
Понякога тъжно въздишаш, когато се спускаме:
“уви, ти никога не ме разтърси дълбоко;
не си и правиш труд.” Тихичко се разплакваш.
Ръката ти гали образа овлажнен от росата
и аз се отпускам на мократа дива трева.
- Мила, викам аз удивено: на покрива
плочите са се откъснали, току до прозореца:
под който лежиш ти и си мислиш с болка за мен.

завали ли, там почва да ромоли теч
върху медните топки на одъра.

…Пада мрак. В дома му ние сме пчели, сами
в един цял кошер: сладост отвсякъде
и от жуженето ни се разширяват очите и бавно
идат една по една думите. Пред нозете ти пази
кучето. Животното има големи висящи уши;
то си лежи преспокойно и ближе дебелите лапи.
Подвластен на любовната ти мощ, завладян от негата,
аз сякаш потъвам във вана с хладко мляко,
и усещам как тежко бие сърцето ти. Премълчаваме
тайната си, и това ни дарява със сладко страдание,
понеже, тъй самотни сега в този миг и тъй близки,
се тормозим взаимно с наивно терзание.

Ти взе лулата от устата ми и я сложи
до препарираната катеричка.
Сега заравяш лицето си в моята гръд
и се криеш задъхана там, докато бесилна
не паднеш в обятията ми. Устните ми вкусват
блажената ти болка, когато те разнежат до тръпка.
Ти си дръвче, което режат издълбоко
и то се замайва, мила. После падаме изтощени.

Скоро след всичко това галим сини зайци в обора.
Връз сеното лъщи току-що остро наточена вила
и брадва е забита яко на дръвника.
На покрива прошумолява саламандър.
Гасиш лампата. Бавно излизаме вън
под дърветата и се заслушваме
към далечината, където луната се рее.
И ти ставаш хубава и добра за мен, о уви,
в тази нощ. Вървим шляпайки със подметки
и се препъваме. Мирис на жито витае
навсякъде и на прясно нацепена борина.
Но пръстите ти са студени и крехки като мъх,
и аз ги стоплям леко с дъх, докато
устните ми не ги омагьосат, сякаш завинаги,
и те не помрачнеят също от моя мрак
- мила, откога стоим един пред друг удивени?

Напускам те зад пресушен канал където
гние стара обувка и малко ръжда
е трагична останка от трайно желязо.
Всеки път същото пак пред сърцето доказваме:
И красота, и сила трябва да загинат тук,
и падайки, ние ще наблюдаваме края си.
Затова Господ позволява понякога нежно да играем
с всички маргаритки на живота ни.

Translation: Aneta Dantcheva

ELEGIE

nizozemščina | Maurice Gilliams

Zondag op het land.
Roken en door 't venster staren :
linden voor de gevel,
trage knapen gaan voorbij.

Zomeravond op de velden
en de verre treinen kan men horen.
Grachten die naar heimwee smaken,
vergezichten, klokken die mij plagen
komen 't hart zijn honig roven.
En de dorpen die ik door wil trekken,
waar de bruiden wonen,
waar de boten varen op de stromen,
roepen mij in ‘t dalend donker :
in het koren staat een huis.

Maar ik toef hier voor het venster
van een boerenkamer
waar een stoel de stilte tekent
en de bloemen bruin verwelken
in een glas groen water.

© Meulenhoff & Stichting Vita Brevis
from: Verzamelde gedichten
Amsterdam/Gent: Meulenhoff, 1993
Audio production: Het Beschrijf, 2004

ЕЛЕГИЯ

bolgarščina

Неделя някъде в провинцията.
Пушиш, рееш поглед през прозореца:
пред фасадата липи,
селски момчета бавно отминават.

Лятна вечер сред полята,
в далечината се дочува влак.
Блатни вирове с вкус на носталгия,
хоризонти, сърдити камбани с упрек
идат да грабнат сладостта от сърцето ми.
И селата от копнежите ми за пътувания,
там дето живеят невести,
там дето лодки плават по течението,
ме зоват в падащия здрач:
сред житата има една къща.

Но аз се гуша като туфа пред прозореца
на една селска стая
където стол очертава тишината
и вехнещи цветя жълтеят
в чаша зеленясала вода.

Translation: Aneta Dantcheva
Publication: Plamak, nr. 9-10, 2006.

Taalmachine

nizozemščina | Geert van Istendael

1

Spreek, stad, spreek!
Strek je talloos veel tongen ten hemel,
lik aan de regen, looi in de zon,
proef, proef het puin, stad, slinger ruïnes
de kloof van je keel in, verslik je in gruis en hoest woede.
Druk met je tongen het glas uit de ramen,
sluip door de kelders, wentel langs trappen,
sluimer in tuinen en zoen, stad, zoen,
de bewoners van stand,
zoen zeer behoedzaam hun exquise krabbenmand.

Zwijg nog, stad, nog geldt het te zwijgen, oefen geduld,
verzonken in schoonheid die niet meer is,
geschonden, getranssubstantieerd,
tot fundering, tot stof, tot snel verdoffend geheugen.
Zwijg, tongen, zwijg, laat de talen
nog niet van je rozige welvingen rollen,
de talloos veel talen van deze taalstad,
spraakstad, braakstad, draak van een stad.
Wacht, maar wacht geen seizoenen,
wacht niet op een aartsengel Michaël,
wacht niet tot het woud van het weten wuivend
   in bloei staat.

Spreek, Brussel, spreek,
zodra het klokken van talen
de talloos veel reizigers kan lokken tot luisteren.

2

Spreek, Brussel, spreek,
je hebt zoveel monden,
in niet een woont de waarheid alleen.
Spreek, Brussel, open je juffersmondje, laat zien
je brokkelende bedelaarsbakkes,
kom, voor de dag ermee, schaam je niet, stad, stel tentoon
je trotse tuig, je eurocratische gleuven
die deernis opslokken, richtlijnen uitspuwen
telegeleid en trefzeker neerdalend
uit de betongrijze, lichtschuwe lucht.
Schaam je niet, Brussel, spreek en onthul,
laat horen verhalen van werzel en warmoes,
     veelkoppig je woord,
wie verbergt, pleegt een moord.
Laat ze allemaal zien, je taterende groeven,
je geeuwende, gretige zuigelingenmuiltje,
happend naar alle tepels, naar alle,
laat ze zien,
je door vers, vloeibaar geld geïrrigeerde papillen,
je Arabische strot, je witgloeiende haatbek,
je hoerengrijns van karmijn.
En vergeet niet het tederste geblaat
van verbannen stembanden, van je stokoude taal
    op haar sterfbed,
wie vergeet, pleegt verraad.

4

Spreek, Brussel, spreek,
laat met elk woord, als in oude sprookjes,
diamanten en parels rollen uit je monden.
Behang met edelstenen de mankepoten,
behang de zigeuners met je kleinodiën
en behang met briljanten
de Marollienne met de zere benen.
Spreek, Brussel, spreek,
verhef al je stemmen,
behang met maansteen en smaragd,
gedegen goud, aquamarijn,
robijnen en kristallen pracht
de schuwe zwervers die verrekken,
die zelfs geen blad papier meer hebben
om hun naaktheid te bedekken.

5

Spreek, Brussel, spreek,
in stemmen van meesters,
hard en scherp als punten van pennen.
Zuig je vol, zuip de duizenden tekens.
Gheestelycke dronckenheyt maeckt menighe
   vremde maniere,
maect ongeduericheit soe dat ghi moet lopen,
   springen, tripudieren.
Spreek, Brussel, ville oubliée, chant passionné,
van de place de Brouckère tot de place Sainte-Justine
tot het nutteloos station van Calevoet
ben jij de olievlek uit de tank van de taal.

Brussel,
ik ben oêngedoên
'k weit nog zeive buûme stoên,
de parfum van de rue Blaes
dat es zjust gaas.

Spreek, Brussel, zievert, parle!
De Europese heilscharen waren door je lanen
als heroïne door de aderen van een bejaarde junk,
on marche au milieu des choses mal unies,
zij zoeken begerig die seltenen Spitzen
Ach, das zu besitzen, so seltene Spitzen!

Er staat een stolp over de huizen
en hoge hijskranen steken als verschrikkelijke dieren
tegen de hemel af en zwenken en knikken langzaam
en niemand is er, niemand, op deze straten en pleinen,

to take the shuddering city in his arms
Ah, Cortázar, Dos Passos,
Benn, Baudelaire, Rimbaud,
Auden, Couperus, Marx et Hugo,
et toi surtout, Willem Frederik Hermans,
waarom zijn jullie niet in Brussel gestorven?
Ensemble nous irions jouer au fantôme
d'opéras en bottelarijen,
derrière les Rideaux, en Parts et en partijen,
godiller notre nef des fous percée le long des quais,
et y tondre les derniers brins d'herbe,
semer la panique dans les bourses en faillite,
instaurer la démocratie dans la Commission Européenne
escroquer des milliards de poèmes au gouvernement belge,
vendre des joutes de griots au Rits,

et au petit matin cristallin ensemble nous serions,
écoutant la pétarade terrorisée de l'heure de pointe,
silencieux agglutinés beurrés
chacun een Kretenzer gapend naar
verlichte pinksterpolyglotten.
Bruxelles, ville
Whose terrible future may just have arrived

6

Een stoet van tovenaars daalt nu de Hofberg af,
zij strooien wiegend chocola en spruitjes uit,
de eerste heksen scheren door het zwerk, gezeten
op laptopjes voorzien van vleermuisvlerken.
Families nestelen zich in het midden van de straten,
papá, mamá, klein grut, de neven en de magen,
honden, katten, limonade, bier in kratten
en krentenbrood zo vers als jonge zaterdagen.
In Brussel heeft de kunst de macht overgenomen,
de burgemeesters zijn op boetetocht naar Rome.
Met zilveren camera gewapend wandelt BuIs
op spillebenen door zijn vreemde, wrange stad,
bij elke foto die hij neemt, verdwijnt een torenflat.
In rode wolken staat het Volkshuis weder op,
de monsters aan het Schumanplein beschimmelen,
verkazen, rotten weg in maalstromen van brij,
de nobele herenhuizen krabbelen overeind
en glimlachen voornaam, getooid met feestkledij.
De Marokkanen zingen in het Meulebeiks
en de Vlaams Blokkers kwelen uit volle borst verhalen
op raïmuziek, vol sensuele gutturalen.
Want Brussel is een geniale taalmachine,
alleen de kleine magiër kan haar bedienen.
Druk op de knoppen, meesters aller kunsten,
en spuit op alle muren van de stad breeduit
het polyfone loflied voor de bastaardbruid.

© Atlas
from: Taalmachine
Amsterdam / Antwerpen: Atlas, 2001
Audio production: het beschrijf, Brussels 2002

ЕЗИКОВА МАШИНА

bolgarščina

(фрагмент) (fragment)


Говори, град, говори!
Протегни към небето свойте безбройни езици,
близни от дъжда, опари се от слънцето,
и вкуси, ръфай развалините, ти град, гълтай руините
с цяло гърло, дано се задавиш с чакъл и закашляш.
Лапай с езици стъкла от прозорците,
шмугни се в мазите, овъргаляй се в стълби,
дреми из градините и целувай, о град, целуни
с език свойте изтъкнати граждани, целуни
много внимателно тяхната изискана кошничка с раци.
И мълчи си, о град, още си струва да се мълчи, прояви търпеливост,
удавен в прежна, вече несъществуваща красота,
наранен, транссубстанцииран,
до основи, до прах, до бързо затъпяваща памет.
Замълчете, телесни езици, мълчете, не оставяйте другите
да се чешат по вашите розови пъпчици,
тези безбройни словесни езици на езиков град,
град на словото, град словоблуден, град-дракон.
И не чакай, не чакай сезони,
не очаквай някакъв свой архангел Михаил,
не очаквай да цъфне и върже гората на знанието.

Говори, ти мой Брюксел, говори,
докато това тиктакане на езиците
не подкани безбройните пътешественици да те слушат.

Translated by Aneta Dantcheva