Ronald Brouwer 
Translator

on Lyrikline: 32 poems translated

from: nizozemščina, španščina to: španščina, nizozemščina

Original

Translation

Stierenkop

nizozemščina | Charlotte Van den Broeck

Sinds ik geboren ben, woedt er in de onderbuik van mijn moeder
een enorme stierenkop. Hij raast door haar verlaten lijf

en maakt littekens in de braakliggende moeder, soms
weet ze niet zo goed wie ik ben, dat is verontrustend

want ooit paste ik helemaal in haar, gelukkig
ben ik volgens de astronomische constellatie van de Kreeft

genotzuchtig, betrouwbaar en creatief. Hierin vindt ze houvast,
een godsbewijs tussen vruchtwater en heelal.

Als we witlof met hesp in de oven aten, kreeg ik het kaaskorstje.
Helemaal. Omdat ik het wilde.

Liefde is iets wat ik ken uit een kookpot,
altijd twee extra scheppen op een vol bord

een tweede koekje in de gele pudding verstopt.
Dat is een veelvoorkomende vorm van moederlijk gedrag:

‘De opvulling van het jong’.
Door de holte die ik in haar naliet, wilde ze mij vol en rond.

Op een ochtend kondigde ik haar dan de komst van de kleine borsten aan.
Ze was daar dagenlang kapot van.

Uiteindelijk kreeg ik een bh,
één met Hello Kitty erop.

Vanuit haar buik bonkte de briesende stierenkop.
Een holte is pas een leegte als er niets meer in past.

Langzaam fossiliseerden we in twee aparte wezens.
Het is niet zeker

wie van ons het insect en wie
de barnsteen werd.

© Charlotte Van den Broeck
from: Kameleon
Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers, 2015
ISBN: 9789029538435
Audio production: Charlotte Van den Broeck, 2016

Cabeza de toro

španščina

Desde que nací, brama en el abdomen de mi madre

una enorme cabeza de toro. Le sacude el cuerpo abandonado


y dibuja cicatrices en la madre baldía, que a veces

no recuerda muy bien quién soy, resulta inquietante


porque en su momento cupe entera en ella, por suerte

soy según la constelación astronómica de Cáncer


hedonista, fiable y creativa. Con eso ella tiene un asidero,

una certeza divina entre líquido amniótico y universo.


Cuando comíamos endibias con jamón al horno, me daba

el queso gratinado. Todo. Porque yo quería.


El amor es algo que conozco de las cazuelas,

siempre dos cucharadas más en el plato lleno


una segunda galleta escondida en las natillas.

Es una manifestación común de conducta maternal:


«Colmar a la cría».

Por haber dejado ese hueco en ella, me quería ver llena y oronda.


Una mañana le comuniqué la aparición de incipientes pechos.

Durante días se sintió destrozada.


Al final me dio un sujetador,

uno que ponía «Hello Kitty».


Desde su vientre la cabeza de toro golpeaba y bufaba.

Un hueco tan solo es un vacío cuando ya nada cabe en él.


Fuimos fosilizándonos hasta ser dos seres independientes.

No se sabe con certeza


cuál de las dos es ahora el insecto

y cuál, el ámbar.

Traducción al español: Ronald Brouwer
Publicada en: Charlotte Van den Broeck, Camaleón, ed. De Conatus, Madrid, 2018

Hvannadalshnúkur

nizozemščina | Charlotte Van den Broeck

Vingertoppen, zuignappen, vooral niet slapen nu
als je niet gaat slapen nu, dan zullen we praten nu
dan kunnen we praten, hier, boven deze lakens
over de bleke heuvels aan de andere kant van het water
de zoden van het gras waarin we zaten
waarin we nog niet samen zaten, zomers
die we afzonderlijk meemaakten, het lichter van onze haren
en het langer van de dagen, hier, boven deze lakens

vooral niet breken nu, de schorpioenen in mijn boekenkast
zijn op reis vannacht, het is veilig nu, de warmte
op de ramen, de damp op je verhalen, het is bijna
ochtend boven deze lakens nog een laatste uur, hier
in mijn lome lendenen, blijf, nog even praten nu
in de lome lendenen van mijn lijf

over: buikholtes, komkommertijd, het verre land in mijn oren
de takken van robuuste bomen langs de klanken van de woorden
hier, koortsdromen, hier, boven deze lakens knoesten van handen
en kommen van dorst, witte lelies voor de woonkamer, de wanden
vergeten blauwdrukken, de onschuld van regenwormen
in een kindermond, we kunnen praten hier, boven deze lakens.

© Charlotte Van den Broeck
from: Kameleon
Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers, 2015
ISBN: 9789029538435
Audio production: Charlotte Van den Broeck, 2016

Hvannadalshnúkur

španščina

Yemas de dedos, ventosas, no te duermas ahora

si ahora no te echas a dormir hablaremos ahora

podremos hablar, aquí, encima de estas sábanas

sobre las pálidas lomas en la otra orilla del agua

los tapices de hierba en los que nos sentábamos

en los que aún no nos sentábamos juntos, veranos

que pasábamos por separado, nuestro pelo más claro

y los días más largos, aquí, encima de estas sábanas


no romper ahora, que los alacranes de mi estantería

esta noche están de viaje, ahora no hay peligro, el calor

en las ventanas, el vaho que emanan tus historias, ya casi

amanece encima de estas sábanas, la última hora, aquí

en mis lánguidas lumbares, quédate, hablemos un rato

ahora, en las lánguidas lumbares de mi cuerpo


sobre: abdómenes, serpientes de verano, el lejano país en mis oídos

las ramas de árboles robustos junto a la sonoridad de las palabras

aquí, sueños febriles, aquí, encima de estas sábanas manos leñosas

y cuencos de sed, azucenas blancas para el salón, las paredes

cianotipos relegados al olvido, la inocencia de lombrices

en boca de niño, aquí podremos hablar, encima de estas sábanas.

Traducción al español: Ronald Brouwer
Publicada en: Charlotte Van den Broeck, Camaleón, ed. De Conatus, Madrid, 2018

Växjö

nizozemščina | Charlotte Van den Broeck

Er heerst hier een lichtheid die tegenwringt.
We lijken uitgespeelde kinderen in de hoek
van de speelkamer, die met hun vuisten op de mat
schreeuwen dat hun lichaam niet langer in hun omtrek past.

In het middaguur staren we met dikke kameleonogen in de zon.
De wereld veegt in grove wascolijnen.
Er is geen merkbaar verschil tussen de hand en de tafel
enkel de overgang van materie.

In de uitvergrote korrels van dansende pixelbeelden
zwiert het meisjeshaar in lange staarten, meisjeshaar
dat nog geen troef is, maar een last bij het spelen
bij het lopen zijn het net zwepen.

De loomheid drukt alles naar beneden:
meer massa op evenveel oppervlakte
waardoor er ergens aan de zijkanten van de wereld
dingen over de randen vallen.

Er heerst hier een lichtheid die tegenwringt.
Alsof het allemaal maar een knikkerbaan is
een weg van boven naar beneden
tot iemand ons weer optilt.

© Charlotte Van den Broeck
from: Kameleon
Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers, 2015
ISBN: 9789029538435
Audio production: Charlotte Van den Broeck, 2016

Växjö

španščina

Aquí reina una ligereza que obra a la contra.

Parecemos niños cansados de jugar en un rincón

del cuarto de juegos, con los puños en la moqueta

gritando que sus cuerpos ya no caben en su silueta.


A mediodía miramos con ojazos de camaleón al sol.

El mundo traza con ceras barridos gruesos.

No hay diferencia apreciable entre la mano y la mesa

únicamente la transición de materia.


En el aumentado grano de imágenes pixeladas que bailan

el cabello de niña se agita en largas coletas, cabello de niña

que aún no es palo de triunfo sino un estorbo al jugar

al caminar son casi látigos.


La languidez lo oprime todo hacia abajo:

una masa mayor en idéntica superficie

provocando que allá en los confines del mundo

algunas cosas caigan por el borde.


Aquí reina una ligereza que obra a la contra.

Como si todo fuera tan solo una pista de canicas

un camino desde arriba hacia abajo

hasta que alguien nos eleve de nuevo.

Traducción al español: Ronald Brouwer
Publicada en: Charlotte Van den Broeck, Camaleón, ed. De Conatus, Madrid, 2018

Sisjön

nizozemščina | Charlotte Van den Broeck

Bij het meer staan een naakte grootvader en een kind.
We besluiten dat dat natuurlijk is
kijken beleefd naar onze tenen bij het uitkleden.

We dringen onze wangen op tot een glimlach
met één blik verdwijnt de onschuld van mijn badpak.
Zo glijden we het water in, schalks.

We zwemmen naar de overkant, schoolslag
voelt vreemd zonder de contouren van een zwembad.
Ik vertel over de borsten van mijn moeder, drijvend
op het badwater en hoe dat in strijd lijkt met de zwaartekracht.

Op je slaapzak roken we sigaretjes, ik voor het eerst.
Mijn tandvlees voelt als een gedroogde abrikozenpit,
maar ik zeg dat ik het lekker vind.

’s Ochtends brandt de zon ons naar buiten,
vinden we naast de tent het dode kuiken.
Wat het ook was, het was weerloos.

© Charlotte Van den Broeck
from: Kameleon
Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers, 2015
ISBN: 9789029538435
Audio production: Charlotte Van den Broeck, 2016

Sisjön

španščina

Junto al lago hay un abuelo desnudo y un niño.

Decidimos que es algo natural y al desvestirnos

miramos discretamente nuestros pies.


Imponemos a nuestras mejillas una sonrisa

una sola mirada borra la inocencia de mi bañador.

Así nos adentramos en el agua, traviesos.


Nadamos hasta la otra orilla, el nado a braza

resulta raro, escolar, sin el contorno de piscina.

Hablo sobre los pechos de mi madre, que flotaban

en la bañera y así parecían contradecir la gravedad.


Sobre tu saco de dormir fumamos cigarrillos, mis primeros.

Siento las encías como un hueso de albaricoque seco,

pero afirmo que me gusta.


Por la mañana el ardor del sol nos obliga a salir,

fuera de la tienda encontramos el polluelo muerto.

Fuera lo que fuese, estaba indefenso.

Traducción al español: Ronald Brouwer
Publicada en: Charlotte Van den Broeck, Camaleón, ed. De Conatus, Madrid, 2018

Boekarest

nizozemščina | Charlotte Van den Broeck

Sommige plaatsen zijn zo klein
dat ze in een vingertop passen.
Ik probeer te wijzen waar alles is geweest
maar ik weet het zelf nog amper.

Tussen  het puin van het vergeten staat de boekenkast
van mijn grootvader en de zondagmiddag
waarop we samen de atlas lazen, zijn vinger
op de hoofdstad van Roemenië.

Dat men daar ‘een schitterende verzameling hoertjes’ had
en dat ik dacht, dat een hoer zoiets als de Eiffeltoren was
en hem verweet dat hij daarvan nooit
een miniatuurversie voor mij meebracht.

Later bleken landsgrenzen en grootvaders relatief
enkel die middag staat in reliëfalfabet
in de pagina’s van de atlas, als de middag
waarop ik in hem nog een uitstekende gids zag.

© Charlotte Van den Broeck
from: Kameleon
Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers, 2015
ISBN: 9789029538435
Audio production: Charlotte Van den Broeck, 2016

Bucarest

španščina

Algunos lugares son tan pequeños

que caben en la punta de un dedo.

Trato de señalar dónde fue todo

pero apenas yo misma me acuerdo.


Entre los cascotes del olvido se erige la estantería

de mi abuelo y la tarde del domingo

cuando juntos leíamos el atlas, su dedo

sobre la capital de Rumanía.


Allí tenían, dijo, «una espléndida colección de putillas»

y pensé que una puta sería algo así como la Torre Eiffel

y le eché en cara que nunca me trajera

una versión en miniatura de alguna de ellas.


Luego se vio que fronteras y abuelos son relativos

tan solo aquella tarde figura con letras en relieve

en las páginas del atlas, como la tarde del día

en que aún me pareció un excelente guía.

Traducción al español: Ronald Brouwer
Publicada en: Charlotte Van den Broeck, Camaleón, ed. De Conatus, Madrid, 2018

La Renardière

nizozemščina | Peter Holvoet-Hanssen

Je partirai-z-à Pâques,
Miroton, miroton, mirontaine.


Een eend met slappe vleugel in het park
wat had zij graag gevlogen, bedelt als
een meeuw met mankepootje op een ark
zo weegt het leven rond mijn moeders hals

Verschoten vos ben ik die twinkels van
mijn vrouw en kind stockeer, ze glippen weg
naar school en naar het werk – run, Charlie, MAN
KRIJGT MES IN BUIK, wie wiegt zijn brute pech


Zo loopt het leven leeg, je lacht je dood
om regendruppels dronken in de goot
denk niet je hebt het allemaal gehad


Van mosterdgas tot bubbels in je bad
want Hein brengt kanker, knaagt aan moeders bed
grimt in the midst of life we are in death


Evenals een moede hinde
naar het klare water smacht

© Peter Holvoet-Hanssen
from: Santander - ontboezemingen in het vossenvel
Amsterdam: Prometheus, 2001
Audio production: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

La Renardière

španščina

Je partirai-z-à Pâques,
         Mironton, mironton, mirontaine.

Un alicaído pato perdido en el parque
cuánto desearía volar, el pobre mendiga
como gaviota cojitranca dentro de un arca
así le pesa al cuello de mi madre la vida

Deslucido zorro soy cazando todo el brillo
de mi mujer y mi hija, que enseguida se escapan
a clase y al curro – corre, Carlitos, CUCHILLO
EN VIENTRE DE HOMBRE, quién mecerá su mala pata

Así se escurre la vida, te mueres de risa
por unas gotas de lluvia borrachas perdidas
no creas que ya lo has tenido todo por haber

De gas mostaza hasta burbujas en la bañera
la Flaca trae cáncer y roe la cama materna
mientras masculla in the midst of life we are in death

Como anhela la cierva
las corrientes de las aguas

Traducción al español de Ronald Brouwer

[No hay hilo que descifre]

španščina | Clara Janés

No hay hilo que descifre
el laberinto del mar,
que no es trayecto el mar;
que esbozo es de lo invisible el mar,
condensaciones, tendencias;
que siempre es pasado el mar,
origen, materia madre,
sin forma, sin sombra, el mar;
que es deseo puro el mar,
pura posibilidad.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Geen enkele draad ontraadselt]

nizozemščina

Geen enkele draad ontraadselt
de doolhof van de zee,
want niet een traject is de zee
maar van het onzichtbare een schets,
condensatie, tendens is de zee;
immer verleden is de zee,
oorsprong, oerstof,
vormeloos, schaduwloos, de zee;
louter verlangen is de zee,
louter mogelijkheid.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Las nubes ceden a estrellas]

španščina | Clara Janés

Las nubes ceden a estrellas,
las estrellas forman fuegos,
los fuegos incendian nubes
y por los espacios giran
discos y planos y esferas
en espirales ascensos,
desapariciones súbitas,
caídas y retrocesos,
sonámbulas simetrías,
urentes círculos tensos
por un radio indetenible.
Los fuegos incendian nubes,
las nubes ceden a estrellas,
las estrellas forman fuegos.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Wolken wijken voor sterren]

nizozemščina

Wolken wijken voor sterren,
sterren vormen vuren,
vuren ontvlammen wolken
en door de ruimte wentelen
schijven en vlakken en bollen
in opwaartse spiralen,
plotse verdwijningen,
vallen en terugslagen,
somnambule symmetrie,
schrijnende cirkels gespannen
rond een onstuitbare straal.
Vuren ontvlammen wolken,
wolken wijken voor sterren,
sterren vormen vuren.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Exfoliaciones, maclas, drusas]

španščina | Clara Janés

Exfoliaciones, maclas, drusas,
facetas, estratos, sinclinales,
fractales, nervaduras, umbelas,
esporas, anteras, dehiscencia,
lluvia, irisación, irradiación,
succión, ligereza, gravedad,
invertebrada opacidad de la muerte,
frecuencia del fuego en el pulso ansioso,
espiral abierta del espacio insomne,
remolinos del tiempo
en pos del anillo invisible
                                        de la noche.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Schilfering, tweelingkristallen, drusen]

nizozemščina

Schilfering, tweelingkristallen, drusen,
facetten, aardlagen, synclinalen,
fractals, nerven, bloemschermen,
sporen, helmknoppen, zaadhulsels,
regen, irisering, uitstraling,
zuiging, lichtheid, zwaartekracht,
ongewervelde ondoorschijnendheid van de dood,
vlamfrequentie in een begerige klopping,
open spiraal van de slapeloze ruimte,
draaikolken van de tijd
op zoek naar de onzichtbare ring
                                    van de nacht.

Vertaling: Ronald Brouwer

[El eco de los astros]

španščina | Clara Janés

El eco de los astros
mece el mar de los sentidos.
En su melado cáliz
recoge el sueño del espacio
la rosa del corazón.
El trasluz del sonido
deshace en luz su pulso mortal
y despliega a los orbes su clausura
en pos del instante suspenso:
el vacío emboscado
en el negro oleaje de la noche
o el alma que sostiene el universo.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[De echo van de sterren]

nizozemščina

De echo van de sterren
wiegt de zee van de zinnen.
In zijn honingkelk
vangt de roos van het hart
de droom van de tijd.
Het schijnsel van de klank
ontleedt zijn dodelijke klopping in licht
en ontvouwt de wereld zijn afzondering
op zoek naar het onbeslechte ogenblik:
de leegte verscholen
in de zwarte golfslag van de nacht
of de ziel als stut van het heelal.

Vertaling: Ronald Brouwer

[El alba sopla pétalos de luz]

španščina | Clara Janés

El alba sopla pétalos de luz.
Vibra el vacío
en invisible movimiento
e invita a orientación.
El secreto del silencio
revela su ser secreto:
la quietud sin fondo
del amor.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[De ochtend stuift blaadjes van licht]

nizozemščina

De ochtend stuift blaadjes van licht.
De leegte trilt
in onzichtbaar bewegen
en noodt tot plaatsbepaling.
Het geheim van de stilte
onthult zijn geheimenis:
de bodemloze rust
van de liefde.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Een koopje...]

nizozemščina | Mustafa Stitou

Een koopje, het rotspartijtje
in het tuintje rijzend
boven het bruine
vijvertje

opgetrokken
uit brokjes
Berlijnse
muur.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

[Un chollo...]

španščina

Un chollo, esos pedruscos
en el pequeño jardín
sobre el estanque
marrón

a base de
trocitos
del muro
de Berlín.

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

[Dronken knielt hij...]

nizozemščina | Mustafa Stitou

Dronken knielt hij neer en neemt
haar penis in zijn mond, de armen
uitgestrekt langs zijn borsten
strelend. Slikt haar zaad door.

Tussen a en niet-a:
identieke kinderen,
talmend als welpen.

Er is een ogenblik waarop de taxichauffeur
aan zijn naam ontkomt een tunnel door
hij rijdt je naar een veld hij brengt je
om – je voelt dat je verlamd zult zijn
als het zover komt.

Weten scholieren niet exact hoe een woord dient gespeld,
houden ze soms de mogelijkheden open door de letters
zo te schrijven dat de a en de e bijvoorbeeld, doorheen elkaar.

Ovidius, achteraf: Chaos, een primaire ongevormde massa,
niet anders dan een bonk gewicht, een samenraapsel van
slordige kiemen van niet goed gecombineerde dingen.

Identieke kinderen tussen a en niet-a
gehurkt en op hun knieën als welpen
talmend rond hun prooi verzameld, demonteren
een toetsenbord, wrikken letters los.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

[Borracho se arrodilla...]

španščina

Borracho se arrodilla y se mete
en la boca el pene de ella, los brazos
hacia los pechos de él, los soba
y se traga el semen de ella.

Entre A y no-A:
niños idénticos,
vacilando como lobeznos.

Hay un instante en el que el taxista
escapa a su nombre atravesando un túnel
te conduce a un campo te lleva
a la muerte – sientes que te paralizarás
cuando llegue el momento.

Al no saber los colegiales la ortografía exacta de una palabra,
a veces dejan abiertas las posibilidades escribiendo las letras
de forma que sean, por ejemplo, una A y una E a la vez.

Ovidio, mirando atrás: Caos, ruda masa informe,
que no es sino peso inerte y, acumuladas en él,
al desdén, unas simientes de cosas no bien unidas.

Niños idénticos entre A y no-A,
agachados y arrodillados como lobeznos,
vacilando reunidos en torno a su presa, desmontan
un teclado, sueltan las letras.

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

[Desmiente el agua lisa]

španščina | Clara Janés

Desmiente el agua lisa
la caída del cuerpo
que fue trayecto
y ahora es beso sostenido
por la fuerza de la oscuridad.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Het rimpelloze water loochent]

nizozemščina

Het rimpelloze water loochent
de val van het lichaam,
net nog onderweg,
nu een kus, opgehouden
door de kracht van de duisternis.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Desasosiego del signo]

španščina | Clara Janés

Desasosiego del signo.
El viento obliga a la danza,
las hojas secas
dibujan campos cambiantes,
traslaciones y trascabos, dudas.
El aire dilacerado
incita hasta al tímido latido,
y el Ser, que no puede dar el salto...
Fluctúan los cielos,
la sombra de una nube
se desliza por el corazón.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Ongedurigheid van het teken]

nizozemščina

Ongedurigheid van het teken.
De wind dwingt tot dans,
de dorre bladeren
tekenen veranderende velden,
verplaatsingen en struikelingen, twijfels.
De gekliefde lucht
prikkelt zelfs een verlegen gemoed,
en het Wezen, niet in staat tot de sprong...
De hemel deint,
de schaduw van een wolk
drijft over het hart.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Corre la luz]

španščina | Clara Janés

Corre la luz
y por ello fugaces son
la imagen y el momento
y hasta el árbol
que su destello bebe,
se entrega a la danza
entre el ser y el no ser
y en su candor
al incendio se abandona.
Sólo la helada apacigua
el torbellino de las hojas.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Snel is het licht]

nizozemščina

Snel is het licht
en daardoor vervliegen
beeld en moment
en zelfs de boom
die zijn schittering drinkt,
geeft zich over aan de dans
tussen zijn en niet-zijn
en laat zich in zijn onschuld
ontbranden.
Slechts de vorst tempert
de werveling van de bladeren.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Aligera el horizonte]

španščina | Clara Janés

Aligera el horizonte
la luz oscura
hasta el punto
en que, privada de tiempo,
se desvanece la música.

© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[De horizon ontlast]

nizozemščina

De horizon ontlast
het donkere licht
tot het punt
waarop, van tijd ontdaan,
de muziek verzwindt.

Vertaling: Ronald Brouwer

[Agoniza la línea con el día]
& [Cuanto la piedra calla]

španščina | Clara Janés

Agoniza la línea con el día
y entra en el negro,
en el infinito colapso del secreto.
 

Cuanto la piedra calla
descubre la luz:
su corazón carnal,
terso bocado
para el deseo oculto de la oquedad,
para los labios ávidos del espacio,
el sorbo del infinito.







© Clara Janés
from: La indetenible quietud
Madrid
Audio production: 2002, M. Mechner, literaturWERKstatt berlin

[Zieltogend met de dag...] & [Wat de steen verzwijgt]

nizozemščina

Zieltogend met de dag dringt de lijn
door in het zwarte,
het eindeloze instorten van het geheim.

Wat de steen verzwijgt
onthult het licht:
zijn vlezen hart,
een propere hap
voor het steelse verlangen van de holte,
voor de smachtende lippen van de ruimte
een teug oneindigheid.

Vertaling: Ronald Brouwer

WEST-VLAANDEREN

nizozemščina | Hugo Claus

Dun lied donkere draad
land als een laken
dat zinkt.

Lenteland van hoeven en melk
en kinderen van wilgehout.

Koorts en zomerland wanneer de zon
haar jongen in het koren maakt.

Blonde omheining
met de doofstomme boeren bij de dode haarden
die bidden 'Dat God ons vergeve voor
wat hij ons heeft aangedaan'.

Met de vissers die op hun boten branden
met de gevlekte dieren de schuimbekkende vrouwen
die zinken.

Land, gij breekt mij aan. Mijn ogen zijn scherven.
Ik in Ithaka met gaten in mijn vel,
ik leen uw lucht in mijn woorden.
Uw struiken uw linden schuilen in mijn taal.

Mijn letters zijn: West-Vlaanderen duin en polder.

Ik verdrink in u,
land. gij wordt een gong in mijn schedel en soms
later in de havens
een kinkhoorn: mei en kever. duistere lichte
aarde.

© De Bezige Bij & Hugo Claus
from: Gedichten 1948-1993
Amsterdam: De Bezige Bij, 1994
Audio production: Het Beschrijf, 2004

FLANDES OCCIDENTAL

španščina

Tenue canción hilo oscuro
País como una sábana
Que se hunde

País primaveral de granjas y leche
Y niños de madera de sauce

País estival y febril cuando el sol
Concibe sus crías entre el trigo

Rubio cerco en torno
A los campesinos sordomudos junto a la lumbre muerta
Que rezan: “Dios nos perdone por
Lo que nos ha hecho”

A los pescadores quemando en sus botes
A los animales con pintas a las espumajeantes mujeres
Que se hunden

País me resquebrajas Mis ojos son añicos
Yo en Ítaca con agujeros en la piel
Prestas tu aire a mis palabras
Acojo en mi lenguaje tus arbustos tus tilos

Mis letras son: Flandes Occidental duna y pólder

Me anego en ti
País serás un gong en mi cráneo y a veces
Más tarde en los puertos
Una bocina: mayo y escarabajo Fosca luminosa
Tierra.

Traducción al español de Ronald Brouwer

WEEFSEL

nizozemščina | Mustafa Stitou

Hier voeren we ze dronken.
Hier houden we ze
uit hun slaap, voorgoed.
Hier –

de tweederde mensjes
moeten hun ogen –

wij weetgierigen willen weten,
voor úw bestwil weten wanneer
uit hun ogen poten ontstaan.

Geen kwestie van kennis om de kennis hun vleugels mogen ze houden.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Tejido

španščina

Aquí los emborrachamos.
Aquí les quitamos
el sueño, para siempre.
Aquí…

los hombrecillos de dos tercios
han de tener los ojos…

ávidos de saber queremos saber,
por vuestro bien, saber cuándo
brotan de sus ojos patas.

No es una cuestión de saber por saber, las alas podrán conservarlas.

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

VOORVADEREN, ONDERBUREN

nizozemščina | Mustafa Stitou

Sommige voorvaderen, weten we, hebben God gedroomd
en daaruit is voortgekomen onze wereld van eindige dingen.
Zij waren het die ooit een kind offerden aan iets almachtigs
en onzichtbaars.
We weten ook dat sommige honden –
Dat sommige mensen gaan lijken op hun huisdier
na verloop van tijd. Soms
een grotesk gezicht, meestal blijft het onopgemerkt.
Mijn onderburen, een kinderloos stel toevallig, nemen
mijn boodschappen altijd aan en vragen mij fluisterend
of zij mij niet tot last zijn en soms ergens mee kunnen
     helpen.
Andere voorvaderen wisten zich met de dood geen raad
en met geboorte evenmin,zij zagen in een pasgeboren kind
een gestorven voorvader. En het verwarde geloof dat
zij stichtten spookt sindsdien door onze genen;
mijn onderburen hebben mij toevertrouwd te zullen en willen
reïncarneren in een diersoort met zachte zeden, in bijen.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Antepasados, vecinos de abajo

španščina

Algunos antepasados, sabemos, soñaron con Dios
y de ahí surgió nuestro mundo de cosas finitas.
Fueron aquellos que sacrificaron un hijo a algo todopoderoso
e invisible.
También sabemos que algunos perros…
que algunos hombres al cabo de un tiempo se van pareciendo
a su animal de compañía. A veces
resulta grotesco, a menudo pasa desapercibido.
Mis vecinos de abajo, casualmente una pareja sin hijos, suelen
recoger mis recados y me preguntan susurrando
si no me molestan o si hay algo en lo que puedan
                                                                       ayudarme.
Otros antepasados no sabían qué hacer con la muerte,
ni tampoco con el nacimiento, veían en un niño recién nacido
a un antepasado difunto. Desde entonces, la confusa fe
que fundaron sigue vagando por nuestros genes;
mis vecinos de abajo me han confesado que se reencarnarán y quieren
reencarnarse en una especie animal con formas suaves, como abejas.

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

NU NOG

nizozemščina | Hugo Claus

De vierregelige verzen zijn gebaseerd op een selectie uit het Sanskritische
gedicht 'De Dief van liefde' (caurisurata pancasika).


I
Nu nog, aan de galg vandaag, met een vod in de mond,
zij die wakker wordt met gezwollen lippen, ogen toe,
zij was iets dat ik wist en toen verloren heb, en hoe,
maar hoe ben ik haar kwijt, hoe blaft een dronken hond?


II
Nu nog haar gezicht als de maan en haar lijf als de maan
jong, bitter jong, met die borsten en billen en die ribben.
Vroeger had je liefdespijlen, je voelde ze voorwaar,
zij teisterden, dacht je, die blanke volle maan van haar.


III
Nu nog haar afgebeten nagels, haar gekwetste tepels,
haar gladde billen waartussen zij verticaal lachte
en zij die metafysica verachtte zei: ' Ach, schat,
in elke cel van je zaad zitten God en zijn moeder.'


IV
Nu nog de strepen schrammen vlekken tatoeëringen,
allemaal kwetsuren van liefde onder haar lichte jurk,
en ik vrees dat dit zal blijven duren, dit wrang achterbaks
krabben en klauwen naar haar ondermaatse niemandsland.


VI
Nu nog weet ik hoe moe en melig na het loom vrijen
zij 's ochtends bijna schroomvallig haar hoofd vooroverboog,
een eend die over het meer gleed en aan 't water nipte
en toen duikelde naar mij en hapte en toen nooit meer.


VII
Nu nog knoop ik haar gitzwarte haren in hanige
kammen en sprieten en stekels en verheerlijk haar als
totem en kruis in mijn huis dat onhandig en haastig
verandert in een tempel voor Minne, de steelse godin.


VIII
Nu nog al die kamers en nachten en roomkleurig naakt
en al die slaap erna en ervoor en de geur van hei.
Hoe ze snurkte toen ik vroeg of ze nu gelukkig was
en hoe ze de peluw aaide plompverloren naast mij.


IX
Nu nog haar ledematen, alle vier bezig, bekaf,
en haar pasgewassen haar over haar warme wangen,
toen greep zij mijn nek met haar enkels, giechelende beul,
onthoofd bood zij mij haar koele glinsterende wonde.


XI
Nu nog, nu ik op het punt sta over te schakelen
naar dat andere leven, leidt ze mij als door zwart water
en loert en loenst naar mij door haar gevaarlijke wimpers
en lacht als ik kletsnat opklim tegen haar gouden berm.


XII
Nu nog is haar hele lijfkarmijn en glimt van het zweet
en van babyolie glad zijn haar openingen.
Toch blijft wat ik van haar weet een zonderling gebaar,
iets zonder echo, vol bitterheid, toeval en spijt.


XIII
Nu nog vergeet ik weer de goden en hun ministers,
zij is het die mij versplintert, veroordeelt en vergeet,
zij van alle seizoenen maar vooral van de winter
want zij wordt mooier, kouder naarmate ik verder sterf.


XIV
Nu nog tussen alle vrouwen is er niet een als zij,
niet een waarvan de woeste mond mij zozeer heeft verrast.
Mijn zotte ziel zou over haar vertellen als zij kon
maar mijn ziel werd met al haar hebben en houden verwoest.


XV
Nu nog hoe zij beefde van vermoeidheid en fluisterde:
'Waarom doe je dit? Ik laat je nooit meer los, mijn koning.'
Er was geen killere vorst dan ik en overmoedig
liet ik haar zien hoe de Koning traande uit zijn éne oog.


XVI
Nu nog als ik durf te denken aan mijn verloren bruid
tril ik op mijn benen als ik denk aan wie haar nu plukt,
mijn wandelende oleander van een bruid die steeds
opnieuw het onkruid dat ik ben uit zijn lusttuin rukt.


XVII
Nu nog terwijl de bijen van de dood om mij zwermen
proef ik de honing van haar buik en hoor ik het gezoem
van haar klaarkomen en staar ik naar de natte roze
blaadjes van haar beweeglijke vleesetende bloem.


XVIII
Nu nog ons breed bed dat ruikt naar haar en haar oksels
ons bleek bed door de vogels van de wereld bescheten.
Op de vogelmarkt zei zij: 'Die wil ik, die wilde daar,
die almaardoor met zijn bek tikt tegen die tiet van haar.'


XIX
Nu nog. hoe zij zich verweerde en mijn mond weigerde,
en pas toen ik haar vloerde met mijn nagels in haar borst,
lam lag en toen, terwijl ik dronken van haar weelde sliep,
mij weer oppookte als een lang gedoofd gewaande haard.


XX
Nu nog haar beweeglijke borst die in mijn handen lag
en haar lippen dik door de beten van mijn tanden
en haar afgebeten nagels en gekwetste tepels
en hoe zij scheel keek in het wrede licht van de morgen.


XXI
Nu nog verbeeld ik mij dat zij in de smalle tijd
tussen mij en de poolnacht de sterren is geweest,
het gras, de kakkerlakken, de vruchten en de maden
en dat ik dit aanvaardde en dat dit mij nog steeds verblijdt.


XXII
Nu nog, hoe haar beschrijven, met wat haar vergelijken?
Tot in mijn graf zal ik haar ordenen en haar verven
en bederven en haar amechtig weer tot leven blazen
met mijn ergerlijk geklaag, mijn zenuwslopend zeuren.


XXIII
Nu nog haar ogen met de rimmel en de oogschaduw
en de scharlaken lelletjes van haar oren doorboord.
'Ik heb koorts,' zei zij, 'ik kan niet meer, ik vermoord
je, die vingers van jou, niemand anders ooit, nergens, nooit.'


XXIV
Nu nog blijft zij negentien, al drinkt zij; nog zo veel,
en hebben te veel tranen rimpels over haar wangen
getrokken, oorlogsbeschildering en camouflage,
de schimmel en de diepvries van haar leven zonder mij.


XXV
Nu nog als ik haar terug zou vinden als een sprookje
van de maan na de regen en ik lik weer haar tenen,
weer op de been met mijn hart van steen dan vrees ik wordt er
weer een griezelig week lied gewekt als van Cole Porter.


XXVI
Nu nog, zij; meer dan het water in haar wonderlijk lijf
een zoutmeer waarop een eend zou drijven en beklijven
en die eend met een pik was ik - hoor me kwaken! - en zij
meer zijnde wiegde mij op de baren of deed alsof.


XXVII
Nu nog als ik haar terug zou zien met die bijziende blik
van haar, zwaarder in de heupen en voller in de kont,
ik zou haar, geloof ik, weer omhelzen, weer van haar drinken,
een hommel was niet drukker bezig blijer leniger.


XXVIII
Nu nog terwijl ik in haar verstrengeld en geknoopt zit
is de Verwoester bezig en verschroeit Hij de mensen.
Mensen van enige standing zijn hun weg verloren
als na een gevecht zonder wapens en zonder winnaars.


XXIX
Nu nog in haar boeien geklonken en met de bloedneus
van minnaars zeg ik, van haar bloeiende lente vervuld:
'Dood, folter niet langer de aarde, wacht niet, lieve dood,
tot ik klaargekomen ben, maar doe zoals zij en sla toe!'

© De Bezige Bij & Hugo Claus
from: Gedichten 1948-1993
Amsterdam: De Bezige Bij, 1994
Audio production: Het Beschrijf, 2004

AÚN HOY

španščina

I

Aún hoy, en el cadalso, amordazado, la añoro
despertando, un labio hinchado, los ojos cerrados,
y así encarna algo sabido por mí que he perdido,
mas ¿cómo se me fue?, ¿cómo ladra un can beodo?


II

Aún hoy, su rostro y su cuerpo de luna, tan joven,
amargamente joven, senos nalgas costillas.
Antaño había flechas de amor –y las sentías–,
que atormentaban, creías, su albo plenilunio.


III

Aún hoy, con uñas mordidas, pezones heridos,
nalgas que esbozaban una sonrisa vertical,
la que aborrecía metafísica decía:
“Tu semen, cariño, contiene a Dios y su madre.”


IV

Aún hoy, esas marcas manchas rasguños tatuajes,
magulladuras de amor bajo su vestidito,
me temo que perdurará este agrio, vil arañar
y echar la zarpa en su modesta tierra de nadie.


V

Aún hoy yacía quieta extremadamente sola,
abandonada en cruz, paralizado el paladar,
mientras yo, igualmente inmóvil en mi celda, oía
de las cadenas el tintineo en su tobillo.


VI

Aún hoy la veo, atontada del lánguido goce,
con recato inclinar la cabeza en la mañana,
un pato deslizándose en el agua y sorbiendo,
así se agachó hacia mí, dio un bocado y nada más.


VII

Aún hoy anudo sus pelos azabache en peines
de gallo, en púas y espinas, y la ensalzo como
tótem y cruz en mi casa que torpe y deprisa
se torna en templo para el Amor, diosa furtiva.


VIII

Aún hoy esas alcobas, las noches, desnudeces,
el letargo después y antes y el olor a brezo.
Cómo roncaba cuando pregunté si era feliz
y tan sólo acariciaba a mi lado la almohada.


IX

Aún hoy, ocupados sus cuatro miembros, exhausta,
recién lavado el pelo en las ardientes mejillas,
me puso el tobillo en la nuca, riente verduga,
brindándome sin cabeza su flamante herida.


X

Aún hoy izo yo un estandarte y, brazos en alto,
exclamo: “Camarada”, mas quien se entregó es ella,
profiriendo furiosa en el campo de batalla,
con ese acento de su madre, sílabas guarras.


XI

Aún hoy, estando yo a punto de pasar a la otra
vida, ella me guía como a través de aguas negras,
me observa por entre sus peligrosas pestañas
riendo cuando, empapado, voy subiendo a su áureo arcén.


XII

Aún hoy brilla todo su cuerpo carmín del sudor,
lúbricos de aceite de bebé sus orificios.
Mas lo que de ella recuerdo es un gesto insólito,
sin eco, lleno de amargor, azar y lástima.


XIII

Aún hoy, a los dioses olvido y a sus ministros,
siendo ella quien me astilla, me condena y me olvida,
la de las cuatro estaciones mas del invierno más,
más hermosa y más fría conforme voy muriendo.


XIV

Aún hoy entre las mujeres no hay ni una como ella,
ni una cuya boca feroz me sorprenda tanto.
Si pudiera mi alma orate la reseñaría
pero fue asolada con cuanto en su haber tenía.


XV

Aún hoy, temblorosa del cansancio, su susurro:
“¿Por qué haces eso? No te soltaré nunca, mi rey.”
No había monarca más gélido y temerario
le enseñé cómo el Rey lloraba de su único ojo.


XVI

Aún hoy, cuando rememoro a mi novia perdida,
tiemblo de piernas si pienso en quien hoy la cosecha,
mi novia que es adelfa andante y que una y otra vez
me arranca, hierbajo, de su jardín de delicias.


XVII

Aún hoy, entre enjambres de abejas ya de la muerte,
saboreo la miel de su vientre y escucho el runrún
de su orgasmo, al tiempo que me fijo en los húmedos
pétalos rosados de su ágil flor carnívora.


XVIII

Aún hoy, huele a sus axilas todo nuestro lecho,
pálido de cagadas de las aves del mundo.
En el mercado de pájaros dijo: “Quiero ése,
cuyo pico repica salvaje en esa teta.”


XIX

Aún hoy, según resistía y rehuía a mi boca,
clavándole en el pecho mis uñas la derribé;
derrumbada y yo durmiendo, ebrio de su plenitud,
me atizó como a un hogar al parecer extinto.


XX

Aún hoy, su movido pecho en mis manos posado
y sus labios gruesos por todas mis dentelladas,
sus uñas mordidas y sus pezones heridos
y su bizca mirada en la cruda luz matinal.


XXI

Aún hoy imagínome que en el angosto tiempo
entre yo y la noche polar fue ella las estrellas,
la hierba, las cucarachas, los frutos, las larvas,
lo cual acepté y todavía me da alegría.


XXII

Aún hoy, ¿cómo describirla, con qué compararla?
Seguiré hasta enterrado ordenando y pintándola,
maleando, entre jadeos, reanimándola
con mi molesto lamento, mi enervante empeño.


XXIII

Aún hoy, en los párpados rímel y sombra de ojos
y perforados sus dos lóbulos escarlata.
“Tengo fiebre”, dijo, “no puedo más, voy a matar-
te, esos dedos que tienes, ahí, nadie más, jamás.”


XXIV

Aún hoy tiene diecinueve años, por más que beba
y por muchas arrugas que en las mejillas tracen
las lágrimas, dibujo de guerra y camuflaje,
al par que moho y congelación de su vida sin mí.


XXV

Aún hoy, si acaso la reencontrase como un cuento
de luna tras lluvia y volviese a lamerle los pies,
de nuevo en danza, pétreo el corazón, se oiría
otra de esas horrendas canciones de Cole Porter.


XXVI

Aún hoy, todo el agua en su cuerpo de maravilla
es un lago salino donde el pato flotara,
el pato con pico que soy –¡oíd mi graznido!–,
sobre sus olas me mecía o hacía como si.


XXVII

Aún hoy, si volviera a verla, su mirada miope,
más pesada de caderas y oronda de culo,
volvería a abrazarla, a libarla, un abejorro
no podría estar más febril, alegre y ágil que yo.


XXVIII

Aún hoy, entrelazados, yo en ella así anudado,
no descansa el Destructor calcinando a la gente.
Personas de posición han perdido el camino
como tras un combate sin armas ni vencedor.

Aún hoy, preso en sus grillos, con la nariz sangrante
del amador, digo, ebrio de su primavera en flor:
“¡No azotes ya al mundo, querida muerte, no esperes
mi culminación, sino que haz como ella y ataca!”

Traducción al español de Ronald Brouwer

MYSTERIE

nizozemščina | Mustafa Stitou

1

Een afgebrokkeld muurtje centraal op het plein
dateert volgens de slachters uit de achtste eeuw;
op de plaats van het muurtje brachten de eerste bekeerlingen
ter gelegenheid van het slachtfeest hun eerste correcte offer.

De prachtige slachtzaal (Jugendstil-elementen) is door een rijke
Franse familie gebouwd aan het begin van de twintigste eeuw;
het slachthuis bevond zich toen net buiten het administratieve centrum.
Sinds het vertrek van de oude kolonisator zo’n vijftig jaar geleden
is er veel gebeurd, het centrum is enorm uitgedijd,
de stadsbevolking verzoveelvoudigd
maar het slachthuis staat er nog steeds.

Een stadsbestuur met een beetje visie zou het prachtige
slachthuis kunnen verbouwen (de kleine ruïne blijft intact)
en vervolgens omdopen tot museum bijvoorbeeld,
zodat tenminste een deel van de door Amerikaanse
archeologen opgediepte voorwerpen niet hoeft verscheept
maar híer een mooi heenkomen vindt.
 


2

Een museum zou een hele vooruitgang betekenen want
het zijn macabere taferelen, de getraliede roestbakken beladen
met nietsvermoedend rein vee, langs kruideniers en internetcafés
knetterend naar het slachthuis onderweg.

Op sommige dagen als een stolp op het centrum
de weeë geur van bloed. Het desperate geloei
van een koe die ineens lijkt te begrijpen wat haar
te wachten staat. Wilde honden
zwervend door de winkelstraten.

Een slachter in bloedbesmeurde witte jas en
bloedbesmeurde lieslaarzen, puffend maar ongenaakbaar
langs zwijgend winkelend publiek een kruiwagen voor zich uit
duwend, volgeladen met ingewanden –
geenszins bevorderlijk voor massatoerisme,
waar deze streek het toch echt van zal moeten hebben
wil het hier ooit wat worden.

Werkelijk, een mysterie dat er niet wordt ingegrepen.
Je zou haast gaan geloven dat het bestuur behekst is
en elke nieuwe generatie opnieuw in de ban raakt
van een geheiligd muurtje, een ruïne van niks.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Misterio

španščina

1

Un destartalado muro en medio de la plaza,
que según los matarifes data del siglo octavo;
junto a este muro brindaron los primeros conversos
su primera ofrenda formal para celebrar la matanza.

El bellísimo degolladero (con elementos art nouveau) fue construido
por una pudiente familia francesa a comienzos del siglo veinte,
cuando el matadero se hallaba a las afueras del centro administrativo.
Desde que se fue el antiguo colono, hace unos cincuenta años,
han pasado muchas cosas, el centro se ensanchó,
la población de la ciudad se multiplicó
pero el matadero sigue allí.

Un gobierno local con un poquito de visión reformaría
el bello matadero (dejando tal cual la pequeña ruina)
para reconvertirlo, por ejemplo, en un museo,
de forma que al menos una parte de los objetos excavados
por arqueólogos americanos no se llevaría en barco
sino que encontraría aquí mismo un bonito destino.

2

Un museo así sería todo un progreso, pues son escenas
macabras, esos oxidados contenedores con rejas cargados
de inocentes reses puras, que entre ultramarinos y cibercafés
se dirigen rechinando al matadero.

Algunos días, como un fanal sobre el centro,
el nauseabundo olor de sangre. El desesperado mugido
de una vaca que de pronto parece comprender qué es
lo que le aguarda. Perros salvajes
vagando por las calles comerciales.

Un matarife con bata blanca embadurnada en sangre
y botas embadurnadas en sangre, jadeando pero inabordable,
empujando en medio de la gente que recorre callada las tiendas
una carretilla llena de entrañas –
no favorece en absoluto al turismo de masas,
que es lo que tendrá que potenciar esta región
si quiere salir adelante.

En verdad, es un misterio que no se tomen medidas.
Uno casi creería que el gobierno está hechizado
y que cada nueva generación se deja encantar
por aquel sagrado murete, por una ruina de nada.

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

MOEDERTAAL

nizozemščina | Mustafa Stitou

krksh
   krksh
krkshkrksh
krksh
(Ooien, ooien komen jullie?)

(geiten, geiten komen jullie?)
gtshgtsh
gtshgtshgtshgtsh
   gtsh
gtshgtshgtshgtsh

(Kom je, koe?) haash
haashhaash
haash
haash

(Poes) bshbsh
   bshbsh
bsh
bshbshbsh

(Verlangde ze van de hond
laat los loop weg
snerpte ze)
è-dèb!
   è-dèb-èdèb!
è-dèb!

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Lengua materna

španščina

krksh
   krksh
krkshkrksh
krksh
(Ovejas, ovejas, ¿venís?)

(Cabras, cabras, ¿venís?)
gtshgtsh
gtshgtshgtshgtsh
   gtsh
gtsh
gtshgtshgtshgtsh

(¿Vienes, vaca?) haash
haashhaash
haash
haash

(Gata) bshbsh
   bshbsh
bsh
bshbshbsh

(Le pedía al perro
suéltalo vete
le chillaba)
¡e-deb!
¡e-deb-e-deb!
¡e-deb!

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

DICHTER

nizozemščina | Hugo Claus

Herfst. Hoor. Geknetter. Hoor je dat zwaar geratel?
Het nadert in onze kleren, in onze haren.
Luizen van geluid. Wat is dit melaats geprevel?
Kind, het zijn de dichters buiten die klappertanden.

Hoe dichter de dichters bij hun sterven geraken
Des te grimmiger kermen zij naar de sterren.
In de ochtendmist waarin hun beelden smelten  
Bevriezen de dichters in een herkenbaar colbert.

Hoor hoe koortsig zij hun naderend vergaan verklaren  
Want hun laatste gereutel moet doorzichtig zijn,
Hun weduwen van lezers doen snikken.

'0, ons ego was te duister!' klagen zij.
'Dat vroeg de tijd, polyinterpretabel als wij!'
En kijk, zij kruipen uit de windsels van hun ziel,
De mond vol kroket en gebed om genade
Voor hun prostaat, hun plagiaat.

Ei op sterven na ontdekken de dichters plots
De bedarende mirakels van goden, aforismen,  
Aspirines, tederheden. Voor het eerst kan hun lief
Iets van haar lief met haar lippen lezen.

En voordat de dichters, loze winterappels
Daar de plukkers als ondermaats versmaad  
Uiteindelijk ook vallen in november
Willen zij voor eeuwig voor de buren verstaanbaar  
Vallen. In melkboerentaal, als ooft natuurlijk beurs.

Zij blijven bitter luisteren naar het gefrommel
Van de krant die hun naam verkeerd blijft spellen  
En zij vullen hun kruiswoordraadsels in
Vol anekdotes, angst en struikelende liefdes.

Maar te laat, te doof worden de dichters gewaar  
Dat wat duister en bot was in hun verzen
Niet lichter wordt door sleet, door de duur,
Maar dat het blijft bederven. Ondoorgrondelijk  
Blijven hun huis, hun woord, de evenaar, het azuur.  
Hun stuurse donkerte blijft gemeen als geld
En als de dood zo vluchtig.

'Maar apropos, jij zelf? Ja, jij! Vereerde jij ook niet
De splitsing, de gisting eerder dan het monument?
Zocht jij ook niet in elk motet een epitaaf?  
Wrong jij niet een embleem uit elk letsel?  
Vond jij je geblutste ik niet in elk bord zwezerik?'

- 'Jawel. Nog overeind droom ik van het letterlijke.
Zeker. Tot het einde toe die muizenissen, rozen,
Paradijzen, radijzen, voze gelijkenissen. Met  
Tot op dit papier deze lijken van letters.'

Adieu schrijven de dichters een leven lang
En vergrijzend als lavendel in november  
Blijven zij, gangreen en grap en raadsel,  
Erbarmelijk bedelen om mededogen,
Zoals ik voor de sleet op mijn oren en ogen  
Die jou beminden, beminnen.

© De Bezige Bij & Hugo Claus
from: Wreed Geluk
Amsterdam: De Bezige Bij, 1999
Audio production: Het Beschrijf, 2004

EL POETA SE ACERCA

španščina

Otoño. Escucha. Chisporroteo. ¿No oyes el pesado crepitar?
Viene metiéndose en nuestra ropa, en nuestro pelo.
Pulgones sonoros. ¿Qué será ese leproso bisbiseo?
Son los poetas, mi niño, que castañetean afuera.

Cuanto más se acercan los poetas a la muerte
Más furibundos alzan su lamento a las estrellas.
En la niebla matutina, que funde sus imágenes,
Se congelan los poetas, en su conocido atuendo.

Escucha cómo declaran febriles su tránsito inminente,
Pues su último estertor ha de ser bien transparente
Para que sollocen sus lectores como viudas.

“¡Ay, nuestro ego fue demasiado oscuro!”, suena su quejido.
“¡Así lo quiso la época, equívoca como nosotros mismos!”
Y mira cómo se asoman por entre las vendas de su alma,
La boca llena de croquetas e implorando clemencia
Por su próstata, por su plagio.

Ya a punto de palmarla, los poetas de repente
Descubren los poderes calmantes de dioses, aforismos,
Aspirinas, ternuras. Los labios de su amada
Por vez primera pueden leer a su amado.

Y antes de que los poetas –vanas manzanas de invierno,
Desechadas en la recogida por no dar la talla–
Por fin terminen cayendo también, en noviembre,
Desean caer bien, ser comprendidos para siempre
Por los vecinos. En lenguaje de lechería, ese fruto corrompido.

Siguen pendientes, amargados, del apretujar
Del periódico, que sigue escribiendo mal sus nombres,
Mientras se dedican a rellenar sus crucigramas
De anécdotas, temores y amores a trompicones.

Demasiado tarde, demasiado sordos, los poetas ven
Que lo que había de oscuro y obtuso en sus versos
No va a aclararse a base de desgaste, de aguante,
Sino que se irá estropeando más. Insondables
Son y serán su casa, su palabra, el ecuador, el azur.
Su ceñuda lobreguez persiste corriente como la moneda
Y fugaz como la muerte.

“Un momento, ¿pero tú? Sí, ¡tú! ¿No venerabas también
La descomposición, la fermentación más que el monumento?
¿Acaso no buscabas un epitafio en cada motete?
¿No arrancabas de cualquier lesión algún emblema?
¿No encontrabas tu ajado yo en un plato de mollejas?”

–“Sí sí. Aun despierto, sueño con lo literal.
Es cierto. Hasta el final pensaré en musarañas, rosas,
Rábanos, paraísos, rancios paralelismos. Hasta
En el presente papel, con letras como cadáveres.”

Adiós escriben los poetas durante toda una vida
Y, encaneciendo como el espliego en noviembre,
Permanecen –gangrena y gracieta y acertijo–
Mendigando una misérrima compasión,
Como yo por la mengua de mis oídos y mis ojos,
que te amaban, que te aman.

Traducción al español de Ronald Brouwer

DE MOEDER

nizozemščina | Hugo Claus

Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.

(Mijn moeder, gevangen in haar vel,  
Verandert naar de maat der jaren.

Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.

Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,  
Haar gewrichten waren jonge katten,

Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar  
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.

'Je bent mij ontgroeid,' zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
als een vrouw zonder mond.)

Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.

En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.  
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: 'Hij is  
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.'

Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert  
Niet naar mij terug. van u herstel ik niet.

© De Bezige Bij & Hugo Claus
from: Gedichten 1948-1993
Amsterdam: De Bezige Bij, 1994
Audio production: Het Beschrijf, 2004

LA MADRE

španščina

No soy, no estoy más que en vuestra tierra.
Cuando gritabais y vuestra piel temblaba,
Mis huesos prendieron fuego.

(Mi madre, presa en su piel,
Cambia al compás de los años.

Su ojo es claro, escapó a la ira
De los años por mirarme y
Llamarme su alegría de hijo.

No fue un lecho de piedra, ninguna fiebre animal,
Sus articulaciones eran gatitos,

Pero mi pellejo le es aún imperdonable
E inalterables son los grillos en mi voz.

“Al crecer te has alejado de mí”, dice lentamente
Lavándole los pies a mi padre y se calla
como una mujer sin boca.)

Cuando vuestra piel gritaba, mis huesos prendieron fuego.
Me acostasteis, jamás podré devolver esa imagen,
Fui el huésped invitado pero mortífero.

Y ahora, más tarde, ya hombre, os soy extraño.
Me veis venir hacia vos y pensáis: “Es él
El verano, él me hace carne y mantiene
Los perros dentro de mí despiertos.”

Mientras cada día estáis al morir, y no junto
A mí, no soy, no estoy más que en vuestra tierra.
En mí se va vuestra vida, rodando, vos
No volveréis a mí y de vos no me repondré.

Traducción al español de Ronald Brouwer

ENVOI

nizozemščina | Hugo Claus

Mijn verzen staan nog wat te gapen.
Ik word dit nooit gewoon. Zij hebben hier lang
genoeg gewoond.
Genoeg. Ik stuur ze 't huis uit. ik wil niet wachten
tot hun tenen koud zijn.
Ongehinderd door hun onhelder misbaar  
wil ik het gegons van de zon horen
of dat van mijn hart, die verraderlijke spons die verhardt.

Mijn verzen neuken niet klassiek,
zij brabbelen ordinair of brallen al te nobel.
In de winter springen hun lippen,
in de lente liggen zij plat bij de eerste warmte,  
zij verzieken mijn zomer
en in de herfst ruiken zij naar vrouwen.

Genoeg. Nog twaalf regels lang op dit blad  
hou ik ze de hand boven het hoofd
en dan krijgen zij een schop in hun gat.
Ga elders drammen, rijmen van een cent,
elders beven voor twaalf lezers
en een snurkende recensent.

Ga nu, verzen, op jullie lichte voeten,  
jullie hebben niet hard getrapt op de oude aarde
waar de graven lachen als zij hun gasten zien,  
het ene lijk gestapeld op het andere.
Ga nu en wankel naar haar
die ik niet ken.

© De Bezige Bij & Hugo Claus
from: Gedichten 1948-1993
Amsterdam: De Bezige Bij, 1994
Audio production: Het Beschrijf, 2004

ENVOI

španščina

Mis versos aún están boquiabiertos.
Nunca me habituaré. Pues bastante tiempo
han habitado aquí ya.
Basta. Los echo de casa, no quiero esperar
a que se enfríen los dedos de sus pies.
Sin que me importune su turbio alarido
quiero oír el zumbido del sol
o el de mi corazón, esa pérfida esponja que se endurece.

Mis versos no follan a la clásica,
pasan del balbuceo vulgar al finísimo berreo.
En invierno revientan sus labios,
en primavera les encama el primer calor,
me aguan el verano
y en otoño huelen a mujer.

Basta. Por doce líneas más en esta hoja
mi mano seguirá cubriéndolos
y después les daré una patada en el culo.
Idos a dar la matraca por ahí, rimas de un céntimo,
a temblar por ahí para una docena de lectores
y un crítico roncador.

Idos ya, versos, con pie ligero,
no habéis pisado fuerte esta vieja tierra
donde las fosas se ríen al ver a sus huéspedes,
cadáveres apilados unos sobre otros.
Idos ahora y tambalead hacia aquella
que no conozco.

Traducción al español de Ronald Brouwer

ANTON

nizozemščina | Mustafa Stitou

Links een tenger en goudblond godinnetje
keurde me geen blik waardig.
Maar het deed me niets: sinds elf september
ligt een Arabier nu eenmaal slecht
                        in de markt. Rechts
een stelletje; zij, reuzin, pokdalige kop,
paarsfluwelen avondjurk, ik vond het
wel wat hebben. Dus toen haar vriend even verdween
raakten we in gesprek; ze werkte, vertelde ze,
voor een castingbureau; die middag had ze,
voor een nieuwe Nederlandse dramaserie,
                        NSB’ers gecast.
ach, mijn joodse verloofde en ik,
zienderogen worden we ouder en dikker samen,
scheppen steeds meer behagen in eten
en slapen. Toen haar vriend weer opdook
kuste hij haar blote schouder en keek mij
ondertussen strak aan. De slanke blondine
links van mij, zag ik nu, had op de achterkant van haar nek,
over de volle breedte, een tatoeage:
                        Anton
stond er,
in schoonschrift, tussen
twee hartjes in.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Anton

španščina

A la izquierda, una esbelta diosa de pelo dorado,
que no se dignaba a mirarme.
Pero me daba igual: desde el once de septiembre,
los árabes no somos demasiado
                                           populares. A la derecha,
una pareja; ella, una giganta, la cara picada,
un elegante vestido de terciopelo morado, que tenía
su aquel. Así que, en cuanto su compañero se retiró,
entablamos conversación; trabajaba, me contó,
en una agencia de cásting; esa tarde había
seleccionado para una nueva serie holandesa
                                           a unos fascistas*.
Ay, mi novia judía y yo,
se ve cómo juntos nos hacemos mayores y más gordos,
encontramos cada vez más placer en comer
y dormir. Cuando el compañero volvió,
le besó el hombro desnudo mientras
me miraba fijamente. La delgada rubia
a mi izquierda –ahora lo noté– llevaba atrás en la nuca,
a todo lo ancho, un tatuaje:
                                           Anton
ponía,
caligrafiado, entre
dos corazones.

* Seguidores del NSB, el Movimiento Nacionalsocialista Holandés,
   fundado en 1931 por Anton Mussert (N.d.T).

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

ANEKDOTEN, OPENBARINGEN

nizozemščina | Mustafa Stitou

Vlammend langs een vaalblauw zwerk
de engel Gabriël waarschijnlijk
op zoek naar een plaats om neer te dalen
iemand om in te fluisteren. De cineast
Sokoerov, luie visionair:

een jonge, bleke, verstrooid turende lijfwacht
krijgt plotseling zijn Führer in het vizier
die zich gehaast van achter een rotsblok opricht
gepoept heeft waarschijnlijk
nerveus om zich heen kijkend zijn handen
schoonwrijft met sneeuw.

De vrouw die als eerste de engel ontwaarde
joelde als een waanzinnige, verjoeg daardoor
de engel, onbedoeld. De vrouw versteende.
Ze versteende.
Maar niet voor straf.

De verbijstering op het bleke gezicht van de jongen
terwijl zijn Führer zich naar de rest van het gezelschap haast
dat uitgebreid aan het picknicken is verderop, tegen een achtergrond
van besneeuwde bergpieken, nevelslierten, afgronden.

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Anécdotas, revelaciones

španščina

Flameante, sobre un pardo firmamento,
el ángel Gabriel seguramente
en busca de algún lugar adonde bajar
y a una persona a quien susurrar. El cineasta
Sokurov, visionario perezoso:

un joven, pálido guardaespaldas, distraído al acecho,
de repente divisa a su Führer,
que se levanta deprisa detrás de una roca,
seguramente acaba de cagar,
ojeando a su alrededor, nervioso, se limpia
las manos con la nieve.

La mujer que fue la primera en vislumbrar al ángel,
se alborotó como una posesa y así ahuyentó,
sin querer, al ángel. Se quedó de piedra.
Petrificada.
Aunque no como castigo.

Estupor en el pálido rostro del joven,
mientras el Führer vuelve deprisa hacia sus compañeros,
de picnic por todo lo alto, un poco más allá, sobre un fondo
de cumbres nevadas, jirones de niebla y precipicios.

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

AFSTUDEERPROJECT

nizozemščina | Mustafa Stitou

Ze heeft eigenlijk geen zin vannacht,
mijn joodse verloofde
wendt zich van mij af
abrupt, knipt het licht aan.

In de lichtvlek rond het matras
tussen onze afgetrapte kleren
slingeren verhalen van Primo Levi
Schwarz’ Imagining the Holocaust
en Spreektralie van Celan.

Natuurlijk, niet altijd hebben beiden zin.
Bovendien, de as van onze liefde
is onze liefde voor het conceptuele,
voor God de Klokkenmaker spelen.

– De aap komt uit de mouw:
het gaat niet goed met
het afstudeerproject,
mijn verloofde zit vast.

Ik breng haar tot bedaren,
vertel haar van een gedicht dat ik geschreven heb,
‘Openbaringen, anekdoten’ en dat ze misschien
het onzegbare met het banale – het onverenigbare –

in een vlaag raap ik Spreektralie op,
zoek ‘Dodenfuga’ en mijn ogen haken
zich aan de slotregels vast
je goudblonde haar Margarete

je asgrauwe haar Sulamith
Goudblond, asgrauw, goudblonde,
asgrauwe pruiken, waarom
doe je dáár niet iets mee? Ze zwijgt. Peinst. En in dit zwijgen

neig ik mijn mond naar de hare maar
ze schiet weg, alsof ze zich iets herinnert,
een inval, weg is ze naar haar ateliertje,
zonder een woord.

In het holst van de nacht
komt de aap uit de mouw.
Ik knip het licht uit, gekrenkt, op mijn ziel getrapt.
Naar haar vlees kan ik fluiten!

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Proyecto fin de carrera

španščina

En realidad esta noche no le apetece,
mi novia judía
me vuelve la espalda,
de repente, y enciende la luz.

En el haz en torno al colchón,
entre la ropa que nos acabamos de quitar,
están desperdigados los relatos de Primo Levi,
Imaginando el holocausto de Schwarz
y Reja de lenguaje
de Celan.

Claro, no siempre apetece a los dos.
Además, el eje de nuestro amor
es nuestro amor por lo conceptual,
por jugar a ser Dios Relojero.

– Acabáramos:
no va bien
el proyecto fin de carrera,
mi novia está atascada.

La tranquilizo,
le hablo de un poema que he escrito,
“Revelaciones, anécdotas”, pues a lo mejor
lo indecible con lo banal –lo incompatibe–…

en un arrebato cojo Reja de lenguaje,
busco “Fuga de la muerte” y mi vista se fija
en los versos finales
tu pelo de oro Margarete

tu pelo de ceniza Sulamith
De oro, de ceniza, pelucas
de oro, de ceniza, ¿por qué
no haces algo con eso? Se calla. Medita. Y en este callar,

acerco mi boca a la suya pero
me rehuye, como si se acordase de algo,
una idea, y sale corriendo a su taller,
sin decir palabra.

En mitad de la noche,
acabáramos.
Apago la luz, ofendido, herido en el alma.
¡Ya puedo olvidarme de sus carnes!

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

AFFIRMATIES

nizozemščina | Mustafa Stitou

Ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

niet langer vrees ik uw toorn vader ik vrees niet
langer uw toorn vader uw toorn is natuurtroebel

het verborgene is het verborgene niet vader
het is de schittering over dieren mensen dingen
dus waarom knielend bidden
wanneer ikzelf het gebed ben?

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

nietzsche treurde om wat hij vernielde en werd waanzinnig
darwin werd een machine op zijn oude dag ik heb
een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst ik kan
stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond

vaarwel dwaalleraren van weleer ik kweek een buik
waarop ik morgen tatoeëer een korinthiërs dertien
uitnemendheid der liefde vers vier vijf zes en zeven

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

uit de wereld kan ik niet vallen altijd raapt mijn
vreemde moeder mij op

kijk ik in de ogen van mijn joodse verloofde
fladderen er vlinders in en uit mijn mond

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond

ik kan stoppen met roken het is geen fiasco
troosteloos als libische staatstelevisie

het is geen fiasco ik ben een biologisch feit
maar ik kan masturberen
masturberen uit nostalgie en ik teken
zoals ik tekende zeven winters oud

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond

het is geen fiasco dat ik eindig lichaam ben
vanmiddag zag ik in de tram
een kind
met een romeinsekeizerkop

vaarwel dwaalleraren van weleer het is geen fiasco
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

zat
liefde

ik kan stoppen met stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben dik
ik ben klein
ik ben rond

© 2003 Mustafa Stitou
from: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij, 2003
Audio production: Erik Menkveld / NLPVF, 2004

Afirmaciones

španščina

Puedo dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero a mí mismo no estoy gordo ni bajo ni orondo
tengo una polla suave y amor de sobra en esta pechuga

ahora ya no temo tu ira padre ya no la temo
tu ira padre tu ira es de turbia naturaleza

lo oculto no es lo oculto padre
es el resplandor sobre los animales hombres cosas
así que ¿para qué rezar arrodillado
si el rezo soy yo mismo?

puedo dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero a mí mismo no estoy gordo ni bajo ni orondo
tengo una polla suave y amor de sobra en esta pechuga

nietzsche se lamentaba por lo que destruyó y enloqueció
darwin en su vejez se convirtió en una máquina yo tengo
una polla suave y amor de sobra en esta pechuga puedo
dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero a mí mismo no estoy gordo ni bajo ni orondo

adiós maestros errados de antaño cultivo una barriga
en la que mañana tatuaré el uno corintios trece
sobre la caridad versículo cuatro cinco seis y siete

puedo dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero a mí mismo no estoy gordo ni bajo ni orondo
tengo una polla suave y amor de sobra en esta pechuga

del mundo no me puedo caer pues siempre me recoge
mi extraña madre

cuando miro a los ojos de mi novia judía
las mariposas entran y salen revoloteando de mi boca

puedo dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero a mí mismo no estoy gordo ni bajo ni orondo

puedo dejar de fumar no será un fracaso
desolador como la televisión estatal libanesa

no es un fracaso soy un hecho biológico
pero puedo masturbarme
masturbarme por nostalgia y aún dibujo
como dibujaba cuando tenía siete inviernos

puedo dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero a mí mismo no estoy gordo ni bajo ni orondo

no es un fracaso ser un cuerpo finito
esta tarde en el tranvía
vi a un niño
con cabeza de emperador romano

adiós maestros errados de antaño no es un fracaso
tengo una polla suave y amor de sobra en esta pechuga

amor
de sobra

puedo dejar de dejar de fumar y aunque no lo consiga
me quiero mí mismo estoy gordo
soy bajo
estoy orondo

Traducción al castellano: Ronald Brouwer

HALLOWEEN

nizozemščina | Hugo Claus

Stil als de dood van een dode die niemand kent
is het overal buiten je kamer
waar je danst in je eentje als tevoren.
Maar ook daar hoor ik wat je niet zegt
zoals ik het wil horen.
Ver van het verfomfaaid Europa  
waarover het heiige dodelijke daalt binnenkort  
staan wij naar elkaar te staren
bijna dood als plastic stoelen
en jij noch ik die de moord op mij of jou bekent.

© De Bezige Bij & Hugo Claus
from: Gedichten 1948-1993
Amsterdam: De Bezige Bij, 1994
Audio production: Het Beschrijf, 2004

HALLOWEEN

španščina

Silencio como la muerte de un muerto que nadie conoce
reina por todas partes fuera de tu cuarto
donde bailas en soledad como antes.
Pero también ahí escucho
lo que no dices
como a mí me gusta oírlo.
Lejos de la Europa desbaratada
sobre la que en breve bajará la bruma mortal,
nos quedamos absortos mirándonos
casi muertos como sillas de plástico
y ni tú ni yo reconocemos haber matado a mí o a ti.

Traducción al español de Ronald Brouwer