Anna Enquist
ZWANGER
ZWANGER
Een zwart gat zeggen de moeders
van de doden, het kind stierf,
het liet een zwart gat in hen achter.
Waar hebben ze het over, nooit
was mijn harnas van huid zo taai,
een stevig vlies rond de zwellende
massa herinneringen die steeds weer
gedacht moeten worden.
Radeloos lopen ze rond, de moeders.
Ik niet; stil als steen bewaak ik
de felgele glimlach, de blauwe
kus, roze woorden uit haar mond.
De moeders heffen hun armen
Als winterbomen, de hemel
zichtbaar door hun gespleten stam.
Wat willen ze toch. Ik plooi me
roerloos om de kostbare
blokkentoren van gedachtenis
– hoe ze sliep in paars ochtendlicht
achter haar haren –; ik wacht
geduldig op de verlossing.