Willem Jan Otten
litanie van hermione veinzend dat zij een standbeeld is
litanie van hermione veinzend dat zij een standbeeld is
Daar staat hij dan, mijn echtgenoot
die zestien jaar geleden mij
verstoten heeft omdat hij dacht
dat ik zijn beste vriend genomen had;
mijn man die in één Shakespeareaanse mum
mij dood verklaarde, zo abrupt
dat mij niet anders te leven bleef
dan in verbijstering verstijfd --
het was óf inzien dat de vader
van je kinderen aartsverraderlijk
kan zijn, en spatten als een glas
waarlangs de liefste vingertop te lang
zijn zingende cirkels trok, óf wachten,
schijndood, op dit ogenblik, waarop ik
het onmogelijke waag: een richtend
kunstwerk zijn. Een beeld van marmer
zijn en sprekend lijken op mezelf
en hem verschijnen als in een visioen
en roerloos levensecht en roerend zijn,
levensechter dan wanneer ik levend
voor hem stond.
Daar staat hij dan,
de man die mij ineens zo haten kon.
Waarom word ik onpasselijk en wee?
Omdat hij van berouw in scherven valt
en om mij jankt? Omdat mijn echtgenoot,
de achterdochtige, het onbestaanbare
verlangt, en dat dan ook nog op zijn knieën:
mijn verrijzenis uit het onvermurwbaar
nergens van mijn door hem zelf verklaarde
dood? Omdat hij wil dat ik hem neem
zoals hij is, wat zeggen wil: vergeef?
Hij die altijd pochte: op dit bestaan
volgt niets, nooit ga ik op de knieën
voor een dergelijke slaventroost?
Waarom speelt mijn maag nu op
en sijpelt alle leven uit mij weg?
Ik durf dit niet, o God, ik wil
niet machtig en ontstellend zijn,
ik wil niet weten hoe het is
om uit de windselen ontsnapt
het te laat begrepen offermens te zijn --
ik schaam me, echtgenoot, nu ik
aangezicht voor aangezicht met jou,
jij wezelman, mijzelf overtreffen kan.