Tomas Lieske
[Jij bent de blikken vogel ...]
[Jij bent de blikken vogel ...]
Jij bent de blikken vogel die de voorbijgangers versiert,
jij bent de drie vluchten die op elkaar gaan lijken,
jij bent de lichten die voor je ogen dansen,
je kansen geven, je kansen keren, je kansen
veranderen, met duivels die hel en hemel
snel berekenen. Ik ga naar de knoppen.
Het lijmend lied van de machine in de zaal,
een kippenhok met daarin één gekleurde haan,
de tsjilp, de drietonige hoorn van de balts.
Mensonterend, links van mij, vloekt de motorrijder
die tegen een boom te pletter rijdt, maar verder
mij niet stoort. Achter mij jongetjes die boksen.
Ik zak met mijn automaat langzaam onder water.
Vissen die het oog jaloers naar mijn signalen opslaan,
de schorre bel, de lokkende muziek:
aluminium koraal, glas tikken op glas, jongens
die voor de vissen uit klokkende geluiden maken.
Kers, kers, banaan. Ik zuig me vast
en als ik de vertrouwdheid van de knoppen raak
zinken de kersen naar de bodem van de zee.
Ik duik mee, als munten stijgen de bellen
om mij heen. Banaan, banaan, kersen.
De schijven zilver die mijn hersens
samenpersen vallen straks als geluidloze
onderwaterwolken over mij heen en bestoft
met zilver, met kansen, met kleuren van
al het fruit loop ik verdronken de ruimte uit.