Serge van Duijnhoven
Copycat
Copycat
ik voel het vlees zich om je botten krimpen
je huid als marmer dat warmte vreet
en koude geeft. Ik heb respect
voor de schrammen op je rug
een mug zei je die beet
zo wil ik je hebben: alleen
tussen de druppels, je beeltenis maal honderd
verschrikt door het uiterlijk dat nooit
voor jou kon zijn bedoeld
‘heus niet,’ zeg je, je weet
dat het niet de leegte is
die aan zichzelf vreet
‘die geur,’ zeg je, ‘is het water
van de Amstel. Die schaduw
is de olm op de kant
ik vrees je eerlijkheid
hij maakt je transparant
zo rechtop in de boeg
ben je een statuur
met koudvuur in je knieën
‘zie je,’ roep je, ‘die spitse toren
die magere huizen, die zwermen
spreeuwen boven de stad?
die meeuwen boven het IJ?
en mij, zie je mij?’
wat wil je bewijzen
in je wijde jurkje
‘Luister,’ fluister je
‘snel.’ Met mijn oor
op je dij hoor ik de holte
en jij het gesis en geknor
van slangen en varkens
in je buik