Ferdinand Schmatz 
Translator

on Lyrikline: 7 poems translated

from: holandês, francês to: alemão

Original

Translation

[Wij zagen ons in een kleine groep]

holandês | Tonnus Oosterhoff

Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen
zonnen draden hazen gouden haren
Wij waren verwonderd en kregen deze uitleg

Heer als hij zich strekt, dame als zij zich kromt,
zo rent door de ochtend van het jaar haas.
De vreemdste verhalen gaan over hem heen

LA, lauw de avond, de camera tegen speelt
zieltogend BNN-baasje dat het raakt verlekkerd.
Het speelt maar. Dood steekt naar kindheid over

In een veld van zilver een stappende zwarte haan,
sterrenbeeld van inbeelding, vóelt zich daadwerkelijk
symbool. Van inbeelding wind, weg, windwijzer

Zij ziet aan de overkant een klant, vriend, of klantvriend
die haar soms, soms bezorgt wat hij zelf niet kan krijgen.
Hij pijpt haar, Things neuriënd, slikt uit haar wereld

Dat haas al haar jongen levenslang in draagt,
ze slechts in de overvloedigste lentes laat lopen
Is een legende. Daar is trouwens de zebra

waarop haan in het magere veld van zijn laarzen
al zijn zienswijzen met de wind mee verkondigt.
haan is al, haas is pas, maar des te gezwinder

Kruising. Grijsblauw de morgen, geelzwart 2 A.M.
Het licht gaat op groen. Wij zagen verwonderd
een witte (witte roos) ontmoeting

Ze kleurt haar nagels met autolak, de she-male,
wacht op het DON'T WALK licht, dan gaat hij.
Naar De Graaffs idee lacht ze, de 'vriend' 'ziet' 'een traan',

zelf weten doet niemand iets. Bart droogbekt
'Wat een wijf, joh! Dat geloof je toch niet hee!'
De camerakamerheer kameraadt ja, nee

Ik zou graag een meisje zijn – dus rijd ik een Porsche –
dus zit met platjes – ik noem me Kelly Gula,
Grace en Gene na, graceful genes, genetic disgrace

'De keizer vereerd als godin', indianenverhalen
uit de Romeinse tijd. Als de haan kraait
blijft je gezicht staan. Haas kijkt voor zijn plezier

angstig om naar zijn ebenhaezer, een terugweg,
haan blind vooruit. Engelen vluchten. Grijsbruin pluis
en vercheidenverwige vederen dwarrelen.

De uitleg verliep voor iemand had kunnen vragen
wat dit gezicht beduidde, maar een dezer dagen
waren wij, alleen, bij de Poli urologie

en vernamen waarom wij geen kinderen kregen:
'Bij meneer functioneert slechts één teelbal.
De andere is wat wij noemen een haneëi.'

Al mijn verDNAeringen voor stro-poppen. Ons gebots in bed
een rinkelende cimbaal. De liefde beweegt zon en sterren
maar de mijne brengt niets naar de overkant.

© Tonnus Oosterhoff
from: Hersenmutor : Gedichten 1990-2005
Amsterdam: De Bezige Bij, 2005
ISBN: 90 234 1827 1
Audio production: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

[Wir sahen uns in eine kleine Gruppe]

alemão

Wir sahen uns in eine kleine Gruppe Menschen verwandeln
Sonnen Fäden Hasen goldene Haare
Wir wunderten uns und bekamen folgende Erklärung

Herr, wenn er sich streckt, Dame, wenn sie sich krümmt,
so rennt durch den Morgen des Jahres Hase.
Die eigenartigsten Geschichten machen über ihm die Runde

LA, lau der Abend, die Kamera gegen spielt
hinsiechender BNN-Miniboss, was Wasser im Mund zusammenlaufen lässt.
Es spielt nur. Tod geht Richtung Kindheit über

In einem silbernen Wappenfeld ein schreitender schwarzer Hahn,
Sternbild aus Einbildung, fühlt sich tatsächlich als
Symbol. Aus Einbildung Wind, Weg, Windfahne

Sie sieht gegenüber einen Kunden, Freund oder Kundenfreund,
der ihr manchmal, manchmal besorgt, was er selber nicht kriegen kann.
Er bläst sie, Things summend, schluckt aus ihrer Welt

Daß Hase alle ihre Jungen lebenslang inneträgt,
sie nur in den üppigsten Frühlingen laufen läßt
Ist eine Legende. Da haben wir übrigens den Zebrastreifen

worauf Hahn im mageren Feld seiner Stiefel
alle seine Ansichten mit dem Wind verkündet.
Hahn ist schon, Hase gerade erst, aber desto geschwinder

Kreuzung, Graublau der Morgen, gelbschwarz 2 A.M.
Das Licht springt auf Grün. Wir sahen verwundert
eine weiße     (weiße Rose)   Begegnung

Sie färbt sich die Nägel mit Autolack, der she-male,
wartet auf das DON`T WALK Licht, dann geht er.
Für De Graaff lacht sie, der „Freund“ „sieht“ „eine Träne“,

selber weiß keiner was. Bart trockenmault
„Mensch! Was für ein Weib, ist doch nicht zu glauben!“
Der Kamerakammerherr kammerratet ja, nein

Ich würde gern ein Mädchen sein – also fahre ich einen Porsche –
also Sitz mit Filzlaus – ich nenne mich Kelly Gula,
nach Grace und Gene, graceful genes, genetic disgrace

„Der Kaiser als Göttin verehrt“, Indianergeschichten
aus der römischen Zeit. Wenn der Hahn kräht,
bleibt dein Gesicht stehen. Hase schaut zu seiner Freude

sich ängstlich um nach Ebenezer, ein Rückweg,
Hahn blind vorweg. Engel flüchten. Graubraune Fusseln
und vielerlei farbige Federn flattern.

Die Erklärung erfolgte, bevor jemand fragen konnte,
was dieses Gesicht bedeuten sollte, aber an einem dieser Tage
waren wir, allein, in der Urologie

und vernahmen, warum wir keine Kinder kriegten:
„Bei dem Herrn funktioniert nur einer der beiden Hoden.
Der andere ist das, was wir ein Hahnenei nennen.“

Alle meine Ver-DNA-Änderungen für Stroh-Puppen. Unsere Rempelei im Bett
eine scheppernde Zimbel. Die Liebe bewegt Sonne und Sterne
aber die meine bringt nichts hinüber auf die andere Seite.

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

© Wallstein Verlag, Göttingen 2007

In: Keine Triste Isolde. Gegenwartslyrik aus Flandern und den Niederlanden. Zweisprachige Ausgabe. Göttingen: Wallstein Verlag 2007

[In het wereldplat...]

holandês | Tonnus Oosterhoff

In het wereldplat hangt de mens aan een paar draden,
één ervan de slaapdraad.
Is die lang, zo ligt de mens languit,
iedere beweging kost moeite.

‘Wat is het dat daar kronkelt?’
‘Zie je het niet? Een van de intelligenste, gevoeligste..’
‘Mijn hemel! Niet toch?
!’

In de wereld hangt de mens aan drie, vier draden slechts,
een ervan is de slaapdraad.
Is die lang, dan ligt de mens op het oppervlak,
elke beweging kost grote moeite.

Kort en licht slaapt de mens die – of als hij veel bereikt,
handen vleugelborstels en voeten wrijvend,
verlangend, bang, niets wetend van
het graf.
Met al zijn polissen advertenties en nabestaanden uitgeslagen
landt hij misschien zacht.

De bergenbewonende bloedwraakmens krijgt, als een schaap,
de draden bij de keel doorgesneden.

© Tonnus Oosterhoff
from: Hersenmutor : Gedichten 1990-2005
Amsterdam: De Bezige Bij, 2005
ISBN: 90 234 1827 1
Audio production: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

[In der Weltfläche]

alemão

In der Weltfläche hängt der Mensch an ein paar Fäden,
einer davon - der Schlaffaden.
Ist er lang, liegt der Mensch lang ausgestreckt,
jede Bewegung kostet Mühe.

„Was ist es, das sich schlängelt, dort?“
„Siehst du es nicht? Einer der Intelligentesten, Empfindsamsten..“
„Um Himmels willen! Doch nicht [Name], oder?
[Name]!“

In der Welt hängt der Mensch an drei, vier Fäden nur,
einer davon ist der Schlaffaden.
Ist er lang, liegt der Mensch auf der Oberfläche,
jede Bewegung kostet viel Mühe.

Kurz und leicht schläft der Mensch, der – oder, wenn er viel erreicht,
Hände, Flügelbürsten und Füße reibend,
verlangend, ängstlich, nichts wissend
vom Grab.
Mit all seinen Policen, Anzeigen und Nachfahren ausgeschlagen,
landet er womöglich sanft.

Der bergbewohnende Blutrachemensch bekommt, wie ein Schaf,
die Fäden an der Kehle durchschnitten.

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

© Wallstein Verlag, Göttingen 2007

In: Keine Triste Isolde. Gegenwartslyrik aus Flandern und den Niederlanden. Zweisprachige Ausgabe. Göttingen: Wallstein Verlag 2007

L’adieu

francês | Guy Goffette

Tu peux bien prendre la mer par les cheveux
et la secouer comme un vieux tapis,
endormir tout une fôret en la regardant
droit dans les yeux, attacher

le vent au bout d’une ficelle et le mener
à la baguette, c’est facile, à peine
un jeu d’enfant dans la chambre des mots,
et l’univers dans ta poche n’est plus

qu’une bille de verre ; mais effacer
une lettre, une seule, du cri qu’elle a poussé
quand, brûlant ses derniers vaisseux,
tu as laissé retomber sur le seuil

sa main blanche, ça non.

© Guy Goffette
Audio production: 2002, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

Adieu

alemão

Du kannst ja das Meer bei den Haaren greifen
und es schütteln wie einen alten Teppich,
einen ganzen Wald einschläfern, blick ihm einfach
gerade in die Augen, den Wind

an eine Schnur binden und ihn mit dem Schlagstock
treiben, das geht einfach, nicht mal
ein Kinderspiel im Zimmer der Wörter,
und das Universum in deiner Tasche ist nur

noch eine Murmel aus Glas; aber einen Buchstaben
auslöschen, einen einzigen, aus dem Schrei, den sie ausgestoßen hat,
als, ihre letzten Schiffe versenkend,
du auf die Schwelle herabfallen ließest

ihre weiße Hand, das nicht.

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

Kritiek

holandês | Tonnus Oosterhoff

Vandaag zag ik in de Lange Wierszstraat
Job Rengeling lopen. Dat kan niet
want Job is al vier jaar dood.

Het raarste was: hij belde mobiel.
Kun je je dat voorstellen? Job met een mobieltje?

Toen Wally dit las zei ze:
‘Wel goed, wel ontroerend,
maar tijdgebonden en te persoonlijk.’
‘O. Nou, ik kan er wel “jaren” van maken.
En “Geldersekade”. En “Piet Meeuse”.’
‘Is die dan dood?’ ‘Nee, daarom juist,
dat maakt het algemener.’

‘Hm,’ zei ze, iets aan haar kousnaad verschikkend,
‘maar het is de aanpak. Het blíjft Riekus Waskowsky.’
‘Nou, en? Dan Riekus Waskowsky!’ Maar ik voelde dat ze gelijk had.

Later bedacht ik: ‘Als ik wat jij zegt erbij zet...’
‘Ja,’ vond ze, ‘daarvan wordt het anders.’

De volgende dag zei ze nog:
‘Dat zal Piet leuk vinden.’ ‘Wat?’
‘Dat je hem doodschrijft.’
O, Wally! Ik beweer toch juist dat hij lééft?

© Tonnus Oosterhoff
from: Hersenmutor : Gedichten 1990-2005
Amsterdam : De Bezige Bij, 2005
ISBN: 90 234 1827 1
Audio production: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

Kritik

alemão

Heute sah ich in der Lange Wierszstraat
Job Rengeling gehen. Das kann nicht sein,
denn Job ist schon vier Jahre tot.

Das Seltsamste war: er sprach in ein Handy.
Kannst du dir das vorstellen? Job mit einem Handy?

Als Wally das las, sagte sie:
„Recht gut, recht ergreifend,
aber zeitgebunden und zu persönlich.“
„Oh. Na ja, ich kann `Jahre` draus machen.
Und `Geldersekade`. Und `Piet Meeuse`.“
„Ist der denn tot?“ „Nein, deshalb ja gerade,
das macht es allgemeiner.“

„Mhm“, sagte sie, an ihrer Strumpfnaht zupfend,
„es liegt aber am Ansatz. Es bleibt Riekus Waskowsky.“
„Na und? Dann eben Riekus Waskowsky!“ Aber ich spürte, sie hatte recht.

Später erkannte ich: „Wenn ich was du sagst mit herein nehme...“
„Ja“, fand sie, „dadurch wird es anders.“

Am nächsten Tag sagte sie noch:
„Das wird Piet gefallen.“ „Was?“
„Daß du ihn totschreibst.“
„Ach Wally! Behaupte ich denn nicht gerade, daß er lebt?

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

© Wallstein Verlag, Göttingen 2007

In: Keine Triste Isolde. Gegenwartslyrik aus Flandern und den Niederlanden. Zweisprachige Ausgabe. Göttingen: Wallstein Verlag 2007

Jalousie

francês | Guy Goffette

Il lui arrive de plus en plus souvent la nuit
de descendre dans la cuisine
où fument en silence sous la lune
les statues que le jour relègue parmi les meubles
les habits, sous l’amas des choses
rapportées du dehors et vouées à l’oubli.
Il n’allume pas mais s’assied dans sa lumière
comme un habitué au milieu des filles
et leur parle d’une voix triste et douce
de sa femme qui se donne là-haut, dans sa propre chambre
à de grands cavaliers invisibles et muets
— Et c’est moi qui garde leur chevaux, dit-il
en montrant l’épais crin d’or enroulé
à son annulaire.

© Guy Goffette
from: Éloge pour une cuisine de province
Seyssel : Champ Vallon, 1988
Audio production: 2002, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

Eifersucht

alemão

Immer öfter überkommt es ihn nachts
in die Küche hinabzugehen
wo still unter dem Mond die Standbilder
dampfen, die der Tag wieder zu Möbeln,
zu Kleidern macht,  jener Haufen der Dinge
mitgebracht von draußen und geweiht dem Vergessen.
Er schaltet nicht ein, denn er sitzt in seinem eigenen Licht
wie ein Stammkunde unter den Mädchen
und spricht zu ihnen mit trauriger und sanfter Stimme
von seiner Frau, die sich dort oben hingibt, im gemeinsamen Zimmer
den übermächtigen Reitern, unsichtbar und stumm
"Und ich bin es, der Ihre Pferde bewacht", sagt er
und zeigt das dichte goldene Mähnenhaar
um seinen Ringfinger gewickelt.

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

Herbertstrasse ou comme si

francês | Guy Goffette

à Domenica

Hambourg dans le froid et la neige d’ici
ce que j’en sais : deux fois rien J’imagine
avec les rares souvenirs d’enfance
les mots volés les rires mal pudibonds
des hommes à la veillée la première photo
de femme nue rien de la poussière blanche
comme partout sur les toits maintenant
et l’envie de se rouler dedans de perdre
le rouge qui monte encore derrière le front
au mot pute et le désir plus violent
d’embrasser la nuit sur la bouche

© Guy Goffette
from: Éloge pour une cuisine de province
Seyssel : Champ Vallon, 1988
Audio production: 2002, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

Herbertstraße oder So wie

alemão

Für Domenica

Hamburg in der Kälte und dem Schnee bei mir
was ich davon weiß: zweimal nichts  male ich mir aus
mit den seltenen Erinnerungen des Kindes
den gestohlenen Worten dem Lachen gestellter Prüderie
von den Männern der Abendrunde dem ersten Foto
einer nackten Frau  nichts weißer Staub
wie überall auf den Dächern jetzt
und die Lust sich darin zu wälzen
das Rot Zu verlernen das immer noch hinter der Stirn steigt und steigt
bei dem Wort Hure und das drängende Begehren
die Nacht auf den Mund zu küssen

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

Citeer ik?

holandês | Tonnus Oosterhoff

Honderd ogen wijduit lichtbijlen
wijduit

Mijn notitieboekje geeft te lezen
Stel je voor dat je alles als oneindig zou ervaren. Wat zou eindigheid
dan een ontdekking zijn.

en
Denk je in dat je je dat niet zou verbeelden

en
Het op beton geschilderde raam uitkijken. Netz oder Mantel
(Walter Benjamin on drugs)

Nu weet ik alles niet meer allemaal, de gelegenheid, de vindplaats
niet... citeer ik Benjamin?

Aan welk insect dat twee uur in het daglicht leeft zijn genoeg ogen
om vijftig blinde kinderen diepte te doen zien besteed?

En
‘Alles’ heeft voor mij een negatieve klank: alles wat ik misloop.

In Henri Michaux’ mescalinegeschriften gezocht om te zien of ik
citeer. Wat hij over oneindigheid schrijft vlucht over de bladzijden.

    lichtbijlen

Eén oog vlakken, twee afstanden, vier fonkelen, zes wemelen, acht
razen.

Mescaline infiniverteert, werkt antikalmerend.
Michaux huivert het huivert Michaux.
Alles werd weer normaal, alleen ik niet.
en
Daar kamden in onzinnige haast honderden krachtlijnen door mijn
wezen dat nooit op tijd was te regenereren, dat op het ogenblik van
herstel door een nieuwe rij lineaalrechte lijnen werd doorkamd,
weer, en weer.

Xeno peckii leeft zo lang roes grenzeloos is.

Denk je in dat je alles als oneindig zou ervaren. Het op beton
geschilderde raam ontdekken.

Dit heb ik uit het persbericht gelichtbijld:
We think the eyes are important to find the female, at least at short
range.

en
Dat groen, dat voor inslapen

     lichtbijlen
kamlijnen

© Tonnus Oosterhoff
from: Hersenmutor : Gedichten 1990-2005
Amsterdam: De Bezige Bij, 2005
ISBN: 90 234 1827 1
Audio production: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

Zitiere ich?

alemão

Hundert Augen rundum weit auf        Lichtbeile
   weit auf

Mein Notizbuch gibt zu lesen
Stell dir vor, du würdest alles als unendlich erfahren. Was würde Endlichkeit
dann für eine Entdeckung sein.

und
Stell dir vor, daß du dir das nicht einbilden würdest.

und
Aus einem auf Beton gemalten Fenster schauen. Netz oder Mantel
(Walter Benjamin on drugs)

Also, so ganz genau weiß ich das alles nicht mehr, nicht die Situation, nicht
die Originalstelle
... zitiere ich Benjamin?

Welchem Insekt, das nur zwei Stunden lang im Tageslicht lebt, sind genug
Augen gegeben worden, um fünfzig blinde Kinder Tiefe sehen zu lassen?

Und
„Alles“ hat für mich einen negativen Klang: Alles, was ich verpasse.

In Henri Michaux` Meskalinschriften gesucht, um nachzusehen, ob ich
zitiere. Was er über Unendlichkeit schreibt, flieht über die Buchseiten.

Lichtbeile

Das eine Auge Flächen, zwei Distanzen, vier funkeln, sechs wimmeln, acht
rasen.

Meskalin infinivertiert, wirkt antiberuhigend.
Michaux schaudert es schaudert Michaux.
Alles wurde wieder normal, nur ich nicht.
und
Dort kämmten in unsinniger Hast hunderte Kraftlinien durch mein
Wesen, das sich niemals rechtzeitig regenerieren ließ, das im Augenblick der
Wiederherstellung von einer neuen Reihe schnurgerader Linien durchkämmt wurde,
wieder und wieder.

Xeno peckii lebt, solange Rausch grenzenlos ist.

Stell dir vor, du würdest alles als unendlich erfahren. Das auf Beton
gemalte Fenster entdecken.

Das habe ich aus dem Pressebericht gelichtbeilt:
We think the eyes are important to find the female, at least at short
range.

und
Dieses Grün, das vor Einschlafen

Lichtbeile

Kammlinien

Übersetzt von Ferdinand Schmatz

© Wallstein Verlag, Göttingen 2007

In: Keine Triste Isolde. Gegenwartslyrik aus Flandern und den Niederlanden. Zweisprachige Ausgabe. Göttingen: Wallstein Verlag 2007