Eiken

Eiken zijn de bomen van het dies irae;
als de grond breekt zullen zij,
over het land gezaaiden, toekijken
met een oud, houten gezicht
dat onbewogen blijft:

te veel stormwind is in
hun taaie takkenkroon verstard;
zij zijn niet meer verstoord
door groei, dat eeuwenoud tumult
en in hun stilstand glanst niets op
van minachting, van deernis
met het oude land,
alleen geduld.

En vliegen dan de zielen der geredden
als briljante edelgassen
naar hun maker; schieten verdoemden,
brandend van de diarree, voorbij
koude, ijzerharde wortels
dieper in de grond:

zij hebben het gezien,
zij hebben het gehoord,
zij doen niet mee.

© Bert Bakker
Extraído de: Cameo
Amsterdam: Bert Bakker, 1993
Produção de áudio: Flemish Literature Fund, Antwerp, 2012.

Oaks

Oaks are the trees of the dies irae;
when the ground breaks up they will,
sown out across the land, look on
with ancient, wooden faces
that remain unmoved:

too many gales have frozen
in their hardened crown of boughs;
they are no longer vexed
by growth, that age-old turmoil;
from their standstill not a glimmer
of contempt, of pity
for the old country,
just patience.

If then the saved ones’ souls
like brilliant noble gases fly
up to their maker; the damned,
aflame with diarrhoea, flash past
ice-cold roots as hard as iron
deeper in the ground:

they have seen it,
they have heard it,
they won’t take part.

Translation: Willem Groenewegen