SVECI

Sunce stoji u nebu i to se zove dan.
Ali ono je  tamo i kad se zove noć.

Juče sam video potok koji traga za zečićem,
malim, titravim, smrznutim,
sivih drhtavih šapica,
ali bilo je leto i nije ga pronašao.
Opet se nisu sreli.
Šta će biti na zimu?

Ni štap, ni šargarepa, ni propast, ni idila.
Možda jave na jesen, kad spreme konačni izveštaj.

Tako stoji i Mesec, on ne zna zašto je tamo,
blizak Zemlji i nebu, ali od svega udaljen
kao da nema dužnost, nikakvo opravdanje.
Ni da odmogne sebi, ni da pomogne drugom.
Čak se dobro i ne vidi, deluje kao zaboravljen,
čim ga zakloni oblak ili uglovi kuća.
Ne živi sasvim građanski, deluje privremeno
kao prolazna večnost, tup sjaj  bratoubistva.

Sve to o nečemu govori, ali nema rešenja,
ili je sasvim nemo ko prazna govornica.

A sutra, umesto zvezda, tamo će stajati sveci
i bivši zvezdani svod biće sjajem narogušen,
ispunjen blagom toplinom, pomalo zajebanom
jer sveci ništa ne govore dok im se tako ne kaže.
Ali ko da im kaže u onoj pustoj praznini
u kojoj sve izvan njih deluje kao ekran,
ko glup dokumentarac na hladnom oku TV-a.
Sav mir u ovom svemiru providan je ko staklo
po kome protrči zečić i šapicom ga zamaže.

Možda će doći i drugi, da ga šapicom umije,
a možda ipak i neće. Kraj nema ravnoteže.

© Vladimir Kopicl

HEILIGEN

De zon staat aan de hemel en dit noemen we dag.
Maar ze is er ook als het nacht is.

Gisteren zag ik een beek die naar een haasje zocht,
klein, trillend, kouwelijk,
met grijze bevende pootjes,
maar het was zomer en ze vond het niet.
Ze vonden elkaar niet.
Hoe zal het in de winter zijn?

Geen stok, geen wortel, geen verlies, geen idylle.
Misschien in de herfst, als de eindafrekening wordt gemaakt.

Zo staat ook de Maan, hij weet ook niet waarom zo,
dicht bij de Aarde en hemel, maar toch van alles verwijderd
alsof hij geen verplichtingen heeft, geen rechtvaardiging,
noch dat hij zichzelf hindert of anderen helpt.
Hij ziet zichzelf zelfs niet goed, werkt als godvergeten,
als een wolk hem verhult of de hoeken van een huis.
Hij leeft niet helemaal als een burger, hij werkt tijdelijk,
als de voorbijgaande eeuwigheid en het stomme woord van de broedermoord.

Daarover prevelt hij niet, hij heeft geen oplossing,
hij is stom als lege praat.

En morgen, in plaats van een ster, staan daar de heiligen
en het vroegere sterrengewelf wordt door schitter benijd,
vervuld van een milde warmte, lichtjes verveeld,
want heiligen zeggen niets als men er niet om vraagt.
Maar wie kan het hen zeggen in deze eenzame leegte
waarin alles ageert als op een scherm
een domme documentaire op het koude TV-oog.
Heel de wereld in dit heelal doorzichtig
als vensterglas waarover een haasje loopt en dat het bevuilt.

Misschien zullen er anderen komen, die zijn pootjes wassen,
maar misschien ook niet. Het einde is niet evenwichtig.

vertaling: Robert Stallaerts

© Robert Stallaerts / Het beschrijf