Lies Van Gasse
Wenteling XVIII
Wenteling XVIII
Deze nacht, tussen vuisten waar kruin op groeit
en een wit applaus op onze wanden,
wil ik vallen als glas.
Ik zal zelfloos aan u zijn
met in mijn hoofd een open spier
die haar geluk pakt.
Ik ben een wilde die de weg niet weet
op deze zacht gemaasde wand.
Mijn wereld is een zwaktebod.
In deze bossen ontgin ik mijn hart.
Dus deze nacht,
wanneer bomen in mijn ogen groeien
en elke tak mij sluit,
zet ik mijn potlood in het zand
en in de wereld.
Er zijn zachtere vormen van geleidelijkheid.
Het schijnt na tijden te verdorren.
Zo ben ik een nestkastje vol mensen
onder oude stenen bogen.
Er staan drie mannen aan de oever.
Soms kruipen de mannen op het dak.
Deze nacht rijd ik mij vast
in het alfabet van mijn herinnering
en hoe zacht ik ook wil vallen,
er zijn geen netten.
Lijnen zijn een afscheid van wat open lag
en vastgereden in het middelpunt
kan ik wel iets verbergen,
maar niet dit laatste akkerland.
Ik wil vrij zijn binnenin,
ook deze nacht.
en ademen, opnieuw beginnen.