Willem Jan Otten
tot de bellenblazer
tot de bellenblazer
Zesenveertig jaar geleden, bellenblazer,
greep het plaats, in de Rivierenbuurt
van Amsterdam, even ten westen van
mijn geheugen: mijn ene geboorte.
Er werd terstond van mij gehouden,
zoals er wordt gehouden van de zeer,
zeer zeldzamen die voor je ogen
ontstaan en dan kleddernaakt zijn.
Ik was van meet af aan van groter waarde
dan ik in mijn eigen ogen worden zou.
Mijn geduldigste gedicht, mijn bondigste zin,
mijn strakste worp in de handschoen van een zoon,
hebben niet vergolden dat ik toen,
die ene keer dat ik geboren werd,
voor de aanwezigen minstens alles was,
de bel die paarlemoer komt aangedreven
door de tuin en niet de adem kent
die blies, niet terug de wind in kan.