Stefan Hertmans
Eclips
Eclips
Voor het eerst, na anderhalf jaar, in het holst
van een nacht met een duistere maan, slaapt hij
op zijn rug. Ik zie zijn trekken die de mijne zijn.
Dat dit ontstellend is: hij groeit. Zijn mond, geopend
voor wat lucht die heen en weer geschoven wordt, lijkt
iets te willen zeggen dat niet komt.
Het schijnt dat daar in vroeger dagen verzen kwamen,
regels ontstonden die de Ouden met verstomming sloegen
en de academies met de wanhoop van verschroeid verleden.
Maar hij slaapt, in hoge koorts. Ik draag de schuld van
deze adem, zonder afleiding of wraak. Hij ademt; iets
doet trappen kraken en de stap die opbloeit in de nerven
van het hout. Het werd zijn moeder ooit beloofd.
Hij gaat niet uit de weg voor weelde, voor het
kleine feit dat iemand, moe van wachten, lichten dooft,
een vinger in zijn handpalm legt. Dat past precies.
En alle adem, als een zuil, staat boven zijn van slaap
voldragen, voor het eerst verwekt gelaat.