Thomas Möhlmann
De ingegraven vrouw
De ingegraven vrouw
Er zat regen in de lucht
en geneurie in de grond.
Ik knielde en keek recht
in haar gezicht. Met de aarde
aan haar vingers en de schep
over haar schouder ging ze me
door het begin van een bui voor
naar huis.
Gemompel volgde en gerommel
met keukengerei. Nee, ik heb niets
te eten, maar potjes en pannen genoeg
voor als het regent en een schoen
en een kip die soms een ei legt, ergens.
Als alles naar plan gerangschikt is
en er geen druppel meer op de vloer valt
laat ze zich zakken op het bed en bouwt
ze neuriënd een nieuwe kuil
tussen het snurken zingt ze nog
mijn man liet me zijn linkerschoen na
ik heb geen zoon gebaard
die hem past.