Anneke Brassinga
Auf Flügeln des Gesanges
I
Vannacht zag ik de vuilnismannen op hun kar
stapvoets door de stegen gaan, in fervente onder-
werping aan het dionysisch ideaal, veelstemmig
Schubert ten gehore brengend; een verheffend
koorlied, rafelig als een vod. Ook op de been
was Freud, met in de hand zijn hogehoed van glas —
de droom navolgend die hij zelf had opgeschreven;
alwie ik zag was melancholisch aan het streven.
Zo kan ik doen alsof er nog een leven komt
waarin ik eindelijk jou ontmoet — alsof wij
in de schaduwen van morgen elkaar, hervonden,
opnieuw voorgoed verliezen konden.