Maud Vanhauwaert
[er staart een vrouw uit het raam]
[er staart een vrouw uit het raam]
er staart een vrouw uit het raam
het raam is donker
het is nacht
overdag zie je de markt
daarop de kramers met hun karren
een vracht tomaten
gedroogde vis
handdoeken met daarop tijgers
en alles afgeprijsd
altijd alles afgeprijsd
maar ’s nachts
staart een vrouw uit het raam
het raam is donker
het is nacht
overdag ja
overdag zie je de lucht
waarin helikopters als langpootmuggen
groeien als ze dichter komen
want wat nadert dat wordt groter
soms zelfs niet meer te overzien
alleen bij kinderen misschien
kan je discussiëren: hoe groter
hoe meer afstand zij nemen
maar bij schemer
als de kramers hun karren zijn gevuld
de handdoeken met tijgers
sterk afgeprijsd verkocht
sluipen vanachter de torens schaduwen
naar het marktplein
die eerst rustig komen aanleunen
alsof ze steun zoeken
maar dan doorduwen
tot je wel moet gaan liggen
de machtsverhouding wisselt
dan loopt het marktplein leeg
is er niets meer te zien
of toch, een vuilniskar
een lantaarnpaal
gebogen in een rij
het uitzicht krimpt
rolt op, tot
bij het donker raam, de vrouw
kijkt zij wel naar buiten
of is er iets, haar pupillen wijd
dat bij haar binnen kijkt