Hélène Gelèns
Translator
on Lyrikline: 7 poems translated
from: allemand to: néerlandais
Original
Translation
AUGENFÜHLERFISCH
allemand | Monika Rinck
Hört ihr das, so höhnen Honigprotokolle, es ist ja nicht gesagt,
dass das Klare stets hell sich mit Deutungswucht verdunkeln
ebensogut auch könnte aber dabei an Klarheit nicht einbüßt.
Wie es für Fische ist. Die den Unterschied sehen aber nicht
aussagen können. Bspw. für den Augenfühlerfisch der blind
für den eigenen Nuppsi ist. Aber wer ist das unter uns nicht?
Wobei beim Augenfühlerfisch der Nuppsi unblind für den Fisch.
Er nutzt das Außenauge um genau zu unterscheiden was klar
zwar aber dunkel und was dunkel zwar aber zudem unklar ist.
Mit seinem Augenarm dem angebauten Teleskop ist ihm das klar.
Schau ein als veralgter Stein getarner Augenfühlerfisch. In irrer
viel zu heller Beleuchtung. Mit diesem Auge sieht er nur Dunkles,
mit dem anderen Auge sich selbst, wenn er hell ist. Mit beiden
sieht er das Klare im Dunkeln aufflackern aber da er getarnt ist
sieht er sich nicht. Und noch was: Das Wasser dürfte nicht brennen.
from: Honigprotokolle
Berlin: Kookbooks, 2012
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2012
VOELSPRIETKIJKERVIS
néerlandais
Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, het is toch niet gezegd
dat het doorzichtige steeds helder, zich onder duidingsdruk evengoed
ook zou kunnen verduisteren, maar daarbij aan doorzichtigheid niets inboet.
Zoals het voor vissen is. Die het onderscheid zien, maar niet
kunnen uitdrukken. Bijv. voor de voelsprietkijkervis, die blind
voor zijn eigen hupseflups is. Maar wie van ons is dat niet?
Waarbij bij de voelsprietkijkervis de hupseflups onblind is voor de vis.
Hij gebruikt de buitenkijker, om strikt te onderscheiden wat wel doorzichtig
maar duister en wat wel duister maar tegelijk ondoorzichtig is.
Met zijn kijkerarm, de bijgebouwde telescoop, is het voor hem doorzichtig.
Kijk, een als veralgde steen vermomde voelsprietkijkervis. In uitzinnige,
veel te felle belichting. Met de ene kijker ziet hij slechts duisternis,
met de andere kijker zichzelf, wanneer hij licht geeft. Met beide
ziet hij het doorzichtige in het duister opflakkeren, maar hij is vermomd
en ziet zichzelf niet. En nog wat: het water mag niet branden.
Gepubliceerd in: Honingprotocollen. Zeven schetsen voor gedichten die uitstekend zijn. Perdu, Poëziecentrum, Terras, Amsterdam/Gent 2015.
winterliche Anwendung mit Teelichtern
allemand | Marion Poschmann
eine Zartheit befolgt, ein Herzklopfen, beinah
Anordnung (Flageolett):
ein versprengter Frost, ein Stanniol, das
Aufblitzen in den Augen
„wie sich diese unsteten Gegenden nach und nach
lossagen von uns“
Imitate und Tarnungen, halber Aufenthalt
wie auf fotokopiertem Schnee (die geheimen
Verstecke: dein einzeln beschlagenes
Brillenglas, ich bin anstandshalber
bald wieder gegangen) und alle Berührungen
fallengelassen: noch rasch
an dich angelehnt
flackernde Orte, ein Herzklopfen
voller Teelichter, leichte Bandagen: ich taste
die Schuhe, die Schneeränder ab
eine Zartheit befolgt, ein paar Fluchtpunkte
sachte verschoben, ich habe die Fingerspitzen lackiert
als wären sie winterfest
from: Verschlossene Kammern. Gedichte
Lüneburg: zu Klampen! Verlag, 2002
ISBN: 3933156769
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2003
Een winterse toepassing met theelichtjes
néerlandais
een zachtheid nageleefd, een hartklopping, bijna
rangschikking (flageolet):
een besprenkelde vorst, een zilverpapiertje, het
fonkelen van de ogen
“hoe deze rusteloze plekken langzamerhand
met ons in onmin leven”
imitaties en camouflages, een half verblijf
als op gekopieerde sneeuw (de geheime
schuilplaatsen: jouw ene beslagen
brillenglas, ik ben uit fatsoen
snel weer gegaan) en alle aanrakingen
laten vallen: snel nog
tegen je aan geleund
flakkerende plaatsen, een hartklopping
vol theelichtjes, lichte bandages: ik tast
de schoenen, de sneeuwranden af
een zachtheid nageleefd, wat verdwijnpunten
voorzichtig verschoven, ik heb de vingertoppen gelakt
als waren ze winterhard
teich
allemand | Monika Rinck
sagt er: das leid ist ein teich.
sag ich: ja, das leid ist ein teich.
weil das leid von fischen durchschossen
in einer mulde liegt und faulig riecht.
sagt er: und die schuld ist ein teich.
sag ich: ja, die schuld auch teich.
weil die schuld in einer senke schwappt
und mir bei hochgerecktem arm bereits
zur aufgedehnten achselhöhle reicht.
sagt er: die lüge ist ein teich.
sag ich: ja die lüge ebenso teich.
weil man im sommer des nachts
am ufer der lüge picknicken kann
und immer dort etwas vergißt.
from: Verzückte Distanzen. Gedichte.
Springe: zu Klampen! Verlag, 2004
ISBN: 3-933156-81-5
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2004
vijver
néerlandais
zegt hij: het verdriet is een vijver.
zeg ik: ja, het verdriet is een vijver.
omdat het verdriet doorschoten met vis
in een bekken rust en naar vuilnis ruikt.
zegt hij: en de schuld is een vijver.
zeg ik: ja, de schuld ook al vijver.
omdat de schuld in een kuil gutst
en mij bij hooggeheven arm reeds
tot de opgestrekte oksel reikt.
zegt hij: de leugen is een vijver.
zegt ik: ja de leugen evengoed vijver.
omdat je in de zomer ’s nachts
aan de oever van de leugen picknicken kan
en daar altijd iets vergeet.
published in: 30 + 30. Zestig gedichten uit binnen- en buitenland. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2008.
Kloppitz / Kłopot nad Odrą
allemand | Marion Poschmann
Körper, Depots der Geschichte, einander
ablösend, einander ähnlich, gewöhnlich
im Tageslicht, an einem Straßenrand Bäume
hinterlassend, eine Art Faßbarkeit,
Körper, aufgeschwemmt, ausgemergelt und
jeden Tag tiefer hineingezogen
in Nudeln mit Gulasch, in Erbsen-
suppe, die strengen Gerüche des Mittags,
der Wiedererkennbarkeit, Tische
Kantinen, die Fortsetzung täglicher
Schwäche, Besänftigung, Bänke
am Abend vor Hauswänden, Körper
saugen die Wärme der Mauern auf
gegen den Winter, die Wiederkehr
des Verdrängten, ein Westwind trägt Dämpfe
herüber aus (ehemals) Stalinstadt, glaub-
würdige, nahe Gerüche, sich ablagernd,
nachrückend Früheres, Bilder von Dieselmotoren,
erinnerte Braunkohle, Felder, gepflügt,
„hier im Ort brüten Störche“,
„auf Sand gebaut“, weiche
Körper in denen dies stattfindet,
weichende Körper, wie sehr
ist es überall gleich
from: Grund zu Schafen
Frankfurt am Main: Frankfurter Verlagsanstalt, 2004
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2003
Kloppitz / Kłopot nad Odrą
néerlandais
lichamen, depots van de geschiedenis, elkaar
aflossend, elkaar gelijkend, gewoonlijk
in het daglicht, in de berm bomen
achterlatend, een soort kenbaarheid,
lichamen, opgezwollen, uitgemergeld en
elke dag meer verwikkeld
in noedels met goulash, in erwten-
soep, de wrange geuren van de middag,
de herinnering, tafels, kantines,
de voortzetting van dagelijkse
zwakte, kalmeren, banken
’s avonds voor de gevels, lichamen
zuigen de warmte van muren op
tegen de winter, de terugkeer
van het verdrongene, de westenwind voert dampen
aan uit (voormalig) Stalinstad, geloof-
waardige, nabije geuren, neerslaand,
naar vroeger opschuivend, beelden van dieselmotoren,
herinnerde bruinkool, velden, geploegd,
“hier in het dorp broeden ooievaars,”
“op zand gebouwd,” weke
lichamen waarin dit plaatsvindt
wijkende lichamen, hoezeer
is het overal hetzelfde
Hirschübung
allemand | Marion Poschmann
über die Landstraße treibende Streifen,
durch Wälder geflößtes, sehr streng
bemessenes Weiß,
und wir folgten den Sprüngen, den Streckungen
dieser durchbrochenen Linie, Wildwechsel,
Glätte, Gefälle, an Rastplätzen lagen
bedingungslos schlafende Bänke, von Nässe
gequollenes Holz, und die braunen gebogenen
Rücken der Berge verwundete Fellflächen,
Kahlschlag, verendete Pfade, und wir
mit Karacho, wie Simulationen von Wind
zwischen brusthohen Zweigen,
Geweihen in Wattejacken verpackt,
mattes Hirngespinst (Fallträume),
Fünfender, Fingerzeig:
aber
wir rochen nach Seife
nach Veilchen und Teichwasser, vor uns
die furchtbare Vollständigkeit des Kommenden
bald harthufig der Frost
from: Grund zu Schafen
Frankfurt am Main: Frankfurter Verlagsanstalt, 2004
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2003
Hertenoefening
néerlandais
over de landweg drijvende strepen,
door bossen in vlotten, strikt
afgemeten wit,
en wij volgden de sprongen, de uitrekking
van deze doorbroken lijn, overstekend wild,
slipgevaar, sterke daling, op parkeerplaatsen lagen
onbelemmerd slapende banken, van vocht
gezwollen hout, en de bruine gekromde
ruggen van bergen gewonde vachtvlaktes,
kaalslag, gecrepeerde paden, en wij
met verve, als simulaties van wind
tussen borsthoge takken,
geweien ingepakt in donsjassen,
vage hersenspinsels (valdromen),
tienpunter, vingerwijzing:
maar
wij roken naar zeep
naar viooltjes en vijverwater, voor ons
de angstaanjagende volledigheid van het komende
weldra hardhoevig de vorst
Grund zu Schafen
allemand | Marion Poschmann
Kochbirnen Walnüsse Gras
es war weiß es war rot es war grau
Mosaike aus Bauschutt verlorenes
Material wir verhielten uns unsichtbar
späte Ware die Nachkriegsmatratzen
wie Altersflecken im Garten
bekamen wir Schwachstellen unsere
T-Shirts auch tagsüber noch voller Nacht
die Birnen verrechneten wir
mit den Wespen ein Blumenstau gratis
zum Ende des Sommers war weiß oder rot
jede Hitze vermehrte sich
eine Wiese mit Bäumen man wuchs
unter Blitzen auf dunkelte nach war
das Auftragen alter Bekleidung kein Grund
zu Schafen
from: Grund zu Schafen
Frankfurt am Main: Frankfurter Verlagsanstalt, 2004
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2003
Grond tot schapen
néerlandais
stoofperen walnoten gras
het was wit het was rood het was grijs
mozaïeken van bouwpuin verloren
materiaal wij hielden ons onzichtbaar
late handelswaar de naoorlogse matrassen
als ouderdomsvlekken in de tuin
liepen wij butsplekken op, onze
t-shirts ook overdag nog vol nacht
de peren verrekenden wij
met de wespen een bloemenfile gratis
aan het eind van de zomer was wit of rood
elke hitte plantte zich voort
een weide met bomen men groeide
onder bliksem op donkerde na werd
het afdragen van oude kleren geen grond
tot schapen
Glasuren des Januar, carne vale
allemand | Marion Poschmann
und die dünnen Umwege, hatten in Kältewannen
gebadet, in Senken mit Eisstöpseln,
Schwämmen aus Kremserweiß, Bürsten,
vergipsten Gebüschen, und
einmal fiel Hagel, als wir über Bahnschwellen
wanderten, über die nach und nach völlig
verschütteten Hügel, bemehlt meine Stimme,
Einsilbigkeit, ich lehnte mich tiefer in deinen Geruch
und ich schlingerte neben dir her
wie auf Eiern, wie Bildbeschreitungen
nur auf den Fingerkuppen, im seifigen Licht
inhalierten wir Birken, die lautlosen Luftschichten,
rechtsdrehend linksdrehend Krähen,
der Atem in Festkleidung zwischen uns und
diese Gier nach Berührung EIN TAFELBERG
DEN WIR SPAZIERENFÜHRTEN, und etwas
zog neben uns her und entfernte sich,
später
die hell übersprenkelten Hänge
schon tiefer gebeugt
from: Grund zu Schafen
Frankfurt am Main: Frankfurter Verlagsanstalt, 2004
Audio production: Literaturwerkstatt Berlin, 2003
Het glazuur van januari, carne vale
néerlandais
en de smalle omwegen, in koudwaterkuipen
gebaad, in slenken met stoppen van ijs,
zinkwitte sponsen, borstels,
vergipst struikgewas, en
een keer hagelde het, toen wij over bielzen
liepen, over de gaandeweg volledig
bedekte heuvels, mijn stem omfloerst,
eenzelvigheid, ik leunde dieper in jouw geur
en ik slingerde naast je voort
als op eieren, als een schilderijbeschrijding,
alleen op de vingertoppen, in zepig licht
inhaleerden wij berken, de geluidloze luchtlagen,
rechtsdraaiend linksdraaiend kraaien,
de adem in feestkleding tussen ons en
deze zucht naar aanraking EEN TAFELBERG
WAARMEE WIJ UIT WANDELEN GINGEN, en iets
trok met ons mee en verwijderde zich,
later
de helder gestippelde hellingen
al dieper gebogen