Anneke Brassinga
Weg
Een kamer vol verlaten schoenen.
Maar uit al haar schoenen staat zij op, verrijst
in vele gestalten: de ene verdwenene
die nu als toen weer fier komt aangelopen,
lachend, door het donker van de Leeuwenpoort —
erachter schrijnt de zon. Zij is
een schaduw rustend onder bloemen, onder gras
en ik hink als een aap in haar gestorven schoenen
in haar oude jas in de koude wind
die droom van leven na blijft jagen. Ik zal
op onbekende plekken komen, daar
jouw sporen prenten, de hakken in het zand.