René Huigen (René Huigen)
Het pantheon - een hemel voor Rafaël
Het pantheon - een hemel voor Rafaël
Waar hij zijn wetenschap op baseert, is mij een raadsel,
maar volgens Vasari, mijn biograaf, de praatjesmaker, zou ik
aan een onmatig mingenot gestorven zijn. Zelf houd ik het
op totale uitputting als gevolg van mijn tomeloze zucht
te behagen, te leven naar het ideaalbeeld dat mijn bewonderaars
van mij creëerden. Begiftigd met een uitzonderlijk talent
en ’n zachtaardige inborst was ik – gracieus, geduldig en bescheiden –
al op zeer jeugdige leeftijd voorbestemd om zowel in de kunst
als in goede omgangsvormen te excelleren. Geen mens
was ik in hun ogen, maar een halfgod, in wie, als herrijzenis
der mensheid, het hoogtepunt van techniek en stijl zou triomferen.
De hemel vergunde mij eenzelfde teken als toen op Goede
Vrijdag – mijn sterf- én geboortedag – aan het kruis de Nazareeër
ten offer werd gebracht. Toch heb ik het praalgraf waarmee
men mij de hoogste eer wilde bewijzen nooit als het mijne
begrepen, eerder als van hem in wiens portret men mijn volmaakte
gelijkenis dacht te onderscheiden – want hoe overtrokken is
de waarde van hemelse voortreffelijkheid, als blijkt dat de dingen
die er de afspiegeling en schaduw van zijn, alleen maar hoeven
te worden nagetekend, als door een kind tot wie in zijn ijver
God spreekt? Zo’n wonderkind was ik in de ogen van mijn meester.
Waar voorheen het zonlicht op de wanden van mijn ziekelijke
vlezen huis sfumata, Margherita, jouw schoonheid projecteerde,
daar bouwde ik mijn pantheon rond een berg van modder en gouden
munten en zie ik, ontslapen in het oog dat altijd waakt, nu elk uur,
als door een caleidoscoop, jouw ware gedaante in een maagdelijke
spiegel, gelijk een wonderlijke ster, tegen de binnenkant van mijn
crypte, telkens van kleur verschieten, – terwijl door het duivelsgat
van mijn pupil de regen binnen valt en alle lichamen tot één vervloeien.