Tomas Lieske
Damrak
Damrak
Jaren geleden toen op het Damrak
de man rondliep die jonge vrouwen
beleefd aansprak – zijn postuur gedienstig
eerder dan bedreigend, zijn stem bescheiden
en vriendelijk, iemand van hoeddragende
degelijkheid, van moedgevendheid – maar
die de passante de precieus geformuleerde vraag
stelde of hij haar de kittelaar mocht likken,
en die daarmee gelach, stille verbijstering
en tegenstrijdige gevoelens veroorzaakte.
Het moesten vrouwen zijn met strakke rokken,
een blik die tegelijk weet had van onverbreekbare
eiwitketens en van verboden zwembaden,
en die de smaak van saffraan konden thuisbrengen,
die de oranjegele vergezichten in zich toelieten
en die eens in hun leven waren opgestegen
om hun vleugeltippen te branden aan de zon,
die bij zijn vraag begrepen dat hij met zijn lippen
die vleugelranden wilde beroeren, moest proeven
hoe magnetische krachten hem onverstoorbaar
boven zijn stofresten zouden verheffen.