Maarten Inghels
BEZOEK NR 12 620
BEZOEK NR 12 620
Ik tref haar aan als een zwarte hond in de nacht, hoe ze
met de kromming in haar rug het ijskoude water uit de
lekkende kraan likt en vergat dat ik het gat van de deur
ook ken. Ze maakt zich zachtjes recht zonder me te verlaten,
we zijn de slapelozen van dit koude land. Ooit hadden we
onze kiertuin in het klad bedacht, maar de faalangst maakt
van ons de sluipende nachtwacht. Ik vraag of er nog steeds
plaats is in haar bloed, of ik me mag vlechten met haar knoken,
of ze me nog moet, nu in deze kamer het behang spreekt, het
plafond alles weet. Daar, in de keuken, tussen het aanrecht en
de oven, de spoelbak en de ijskast, gaan we zitten. Onder de tafel
wintert het bij haar, erboven durven onze lippen niet meer
te synchroniseren. Maar wat weten het bestek, de klok, de borden
of de lekkende kraan, wat weet dit afgevlakte land, van het afscheid?