Hélène Gelèns
als de avond valt
als de avond valt
je hoeft het maar te vertellen aan iemand die de weg vraagt:
alle straten hier lopen naar zee
en je weet: ze lopen niet ze rennen
kijk de straten rennen op huizenvoeten
ren mee met de straten
pas op: lantaarnpalen stoplichten
en kerktorens blijven stokstijf staan
ren op klinkervoeten naar zee
samen met een straat kom je aan
kijk de zee deint naar de hemel
dein met de zee de hemel in
lok de straat mee: zeg dat alle straten
naar zee lopen dat zijn ontwerp verder reikt
de straat rent je voorbij
over het deinende water de hemel in
zweef met de straat en de zee door de hemel
cirkel je op warme lucht hoger
en hoger en zweefvlucht zolang je kan
een overglijdende aalscholver verliest een visje
lok het visje: laat je ogen lachen
zeg dat het fonkelvinnen heeft en zo sierlijk kan vallen
je springt met het visje in de zwevende branding
het visje danst in en op het water je zingt
kijk ook de straat springt de branding in
de branding valt stil het visje duikt in je armen
de zee koelt razendsnel af bevriest
je haar raakt berijpt
je zingt zingt tot je adem stokt
uit de zwevende zee stijgt donker gebrom
plots vliegen er spetters houtsplinters
klinkers en stoepranden in het rond
ook jij wordt uit de zee gelanceerd
met een pijlstaartrog en een verkeersbord
scheer je langs krijtstrepen
meeuwen krijsen
je kijkt om: in de verte de zee
de fonkelende vinnen van het visje
de straat in brokken uiteengevallen
alles kleurt oranjerood en paars ook jij
de avond valt
wie jou de weg vroeg is jou al vergeten
iemand wijst op de pracht van de hollandse lucht