Jeanne Buytaert 
Translator

on Lyrikline: 6 poems translated

from: dutch to: french

Original

Translation

Tien gedichten van de eenzaamheid VIII - Ik verbleef in de koude gangen van komen en gaan

dutch | Hugues C. Pernath

Ik verbleef in de koude gangen van komen en gaan
In de grenzeloze ontzetting van klamme kleuren.
Niets is nog waar, geen zon splijt open,
Geen zoon zal ooit spreken in dit handvol leven
In deze vergissing die niemand vermoedt.
Ik slinger de avond in en verwar de vogels en de regen
En voetstappen bouwen en breken aan mijn versteende stem.
Door heimwee herhaald, door de herinnering besprongen
Verdamp ik in keerkringen die niet meer bestaan.

Ik tel mijn eeuwen, de dagen die mij omgeven, en gluur
Verdwaald onder groteske gewelven, naar de lichtbeelden
Van al de krijttuinen waarin ik werd verzwegen.
In mij beweegt de leugen, de uitleg
Die het opneemt tegen mijn woord, tegen een waarheid
Die niemand ontziet en breekt of weerkaatst
Met de zovele en onderdanige huivers van mijn onrust.

Heel traag en langzaam lekkend glijdt de reis
Voorbij het landschap, voorbij het slapen van de varens,
Mijn handen voel ik uitgerafeld, vannacht geen nemen.
Ik tracht de mooiste manen, de horizon te ontkleden,
En ontspring aan wat ik verwachtte, een bron die brandt
Een beven dat bevriest. Ik ontwar me uit de stralen
Ik hoor mijn schaduw, de sinistere seinen sluipen
En bang spreek ik tot deuren, verdrietig en verlegen
Mijn ogen vallen toe, ik zweet. Ik onderga.

from: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Les dix poèmes de la solitude VIII - J’ai vécu dans les couloirs froids du flux et du reflux

french

j’ai vécu dans les couloirs froids du flux et du reflux
Dans l’épouvante infinie des chromatismes moites.
Il n’y a plus de vérité, nul soleil n’éclate,
Aucun fils ne parlera jamais dans cette poignée de vie
Dans cette méprise que personne ne soupçonne.
Je bascule dans le soir, confondant oiseaux et pluie
Et des pas élaborent et brisent ma voix pétrifiée.
Multiplié par la mélancolie, assailli par le souvenir
Je me dilue dans des tropiques qui n’existent plus.

Je compte mes siècles, les jours qui m’entourent, j’épie
Egaré sous des voûtes grotesques, les images lumineuses
De tous les forums où je fus passé sous silence.
En moi remue le mensonge, l’exégèse
Qui prend à parti ma parole et aussi la vérité
Qui n’épargne personne et qui réfracte et réfléchit par la grâce
de la frileuse cohorte des frissons obséquieux de mon anxiété.

Très lente et suintant insensiblement la trajectoire glisse
Au-delà du paysage, au-delà de l’engourdissement des fougères,
Je sens mes mains s’effilocher, point de préhension cette nuit.
Je tente de dévêtir l’horizon et les plus belles lunes,
Et de mon attente jaillit une source brûlante,
Un glaçant frémissement. Je me dégage des rayons
J’entends mon double, des signaux sinistres s’insinuent
Et je parle peureusement aux portes, dépité et déconcerté.
Mes yeux se ferment, je transpire. Je subis.

Translation: Jeanne Buytaert
From: Comme un personnage perdu, Hilversum/Bruxelles/Paris, Kofschip-Kring, 1986.

Tien gedichten van de eenzaamheid VI - Misschien mijn keuze, mijn eeuwigheid

dutch | Hugues C. Pernath

Misschien mijn keuze, mijn eeuwigheid
Die niet langer duurt dan het herbeginnen,
Dan het verbannen, het verstijven van de wortels.
Soms kijk ik naar jou, soms naar jou.
Soms zijn jouw velden volgroeid, soms gerimpeld,
En terwijl dit jaar verdampt, verbeur ik
De vijf bloedige cirkels en elders mijn liefde.
En als een vergezicht vergeet ik de beduimelde wand
Waarachter zovele gluurders gloeiden.

Jij tart de roffelende dagen, de nieuwe nacht,
Ontstaan maar ontluisterd door jouw kille dracht.
Jouw huid wordt een klaterend kleed, een oponthoud
Temidden de geuren van grassige gronden.
Jouw blik huivert en glanst, en verkleurt mijn deernis
Tot een schaduw die vervaagt wat voorbij is.
Die daalt en baart. En bevriest.

Maar jaagbaar, begint ook voor jou de jacht
Het verwoorden van zien en horen, het bewonen
Van de kwade mist, van de tijd wanhopig en nauwgezet
Waarin het vluchten vermetel wordt en overbodig
Het spitten, het verstarren en het vredige deinen
Na het vervreemden, na het zuiveren van de naald.
Geen orgel zal spelen, geen boog jou beschermen
Wanneer de zaadloze afgrond van de pijn
Jouw schoonheid bedekt met de pracht.

from: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Les dix poèmes de la solitude VI - Mon choix, peut-être, mon éternité

french

Mon choix, peut-être, mon éternité
Qui ne dure pas au-delà du recommencement.
De la relégation, du raidissement des racines.
Parfois mon regard se pose sur toi, sur toi.
Parfois tes champs respirent la plénitude, parfois ils sont arides
Et tandis que cette année s’évapore, je galvaude
Les cinq cercles sanglants et ailleurs mon amour.
Et comme une perspective perdue, j’oublie la paroi pouilleuse
Derrière laquelle vaticinent d’envieux voyeurs.

Tu nargues le sourd tambour des jours, la nuit nouvelle
Née mais démystifiée par ton attitude glacée.
Ta peau devient une tunique éclatante, un intermède
Au sein de la senteur des sols herbeux.
Ton regard irradie et frémit, il fait virer ma commisération
En une ombre que estompe le passé
Qui penche et procrée et puis est pris par le gel.

Mais de proie tu deviens toi-même chasseresse
L’expression des perceptions de l’œil et de l’oreille,
La brume mauvaise, le temps minutieux
Et désespéré deviennent l’habitat d’où toute
Evasion s’avère vaine et téméraire
Le bêchage, la pétrification, le paisible bercement
Après le détachement et la purification de l’aiguille.
Aucun orgue ne résonnera, aucune voûte ne te protègera
Quand l’abîme bréhaigne de la souffrance
Baignera ta beauté de sa magique magnificence.

Translation: Jeanne Buytaert
From: Comme un personnage perdu, Hilversum/Bruxelles/Paris, Kofschip-Kring, 1986.

Tien gedichten van de eenzaamheid V - Ik verafschuw de schaamte, het sidderen van weleer

dutch | Hugues C. Pernath

Ik verafschuw de schaamte, het sidderen van weleer
Toen alles meer was dan het zijn en anders niets.
Toen ieder ogenblik onbewogen, de beweging werd
Die moest herhalen wat vroeger werd verzwegen
En waartegen werd misdaan. Onmenselijk als de mens
Ver van de vele sporen, verlaat ik de waanzin
En verafschuw de waarheid die wordt verbogen
De buit die wordt verdeeld. Ik ontkom aan mijn pogen
En met de alleenspraak samen, aan diegene die ik ben.

Ik heb mijn afstanden afgelegd, mijn afdrukken nagelaten
En afgestorven, afgedaan, werd ik uit de tijd geheven
Alleen en gescheiden van de eenzaamheden en de trouw.
Schimmen bleven achter, zwellend over de drempels
Van mijn achterdocht, van mijn angst die faalt
Die terugdeinst en hunkert, door de vruchteloosheid verteerd
Naar de heerschappij van de nieuwe nietigheid.

Even ellendig als de ellende verwar ik de dagen
De moedwil en het medelijden dat de herinnering bedaart.
Van alles vervreemd, gekwetst en verdwaald
Vergeet ik de raadsels, de klagende namen die ik haar gaf.
In de vage verveling van de wonden, in dampen na de dauw
Blijft mij misschien het staren, hetzelfde aangezicht.
Alsof iemand nooit en nergens heeft bestaan, geen stem
Ooit jubelde of kloeg. De kwalen brachten geen kennis
En grijzer en verder, haar geuren geen geluk.

from: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Les dix poèmes de la solitude V - J’abhorre la honte, les tremblements d’autrefois

french

J’abhorre la honte, les tremblements d’autrefois
Quand tout transcendait l’être et rien d’autre.
Quand chaque moment immobile devenait le mouvement
Qui devait répéter ce qu’on avait dissimulé jadis
Et que l’on avait offensé. Loin de toutes les pistes,
J’abandonne la démence, inhumaine comme l’homme
Et j’exècre la vérité déformée
La proie partagée. J’échappe à mes efforts
Et sublimé dans le soliloque, j’échappe à celui que je suis.

J’ai parcouru ma parabole, j’ai imprimé mes empreintes
Et défunt, défait, j’ai été exhaussé hors du temps
Seul et séparé des solitudes et de l’allégeance.
Des fantômes sont demeurés, s’amplifiant sur le seuil
De ma méfiance, de ma carence et de mon anxiété
Qui, consumée par la vanité, lâche pied et aspire
A la domination de la frivolité nouvelle.

Aussi misérable que la misère je confonds les jours
La méchanceté délibérée et la pitié qui apaise la mémoire.
Détaché de tout, blessé et dérouté
J’oublie mes énigmes, les petits noms plaintifs que je lui prêtais
Dans l’ennui vague des blessures, dans les vapeurs après la rosée
Il me reste peut-être l’immuable vision du même visage.
Comme si jamais personne n’avait existé nulle part, aucune voix
N’avait jamais gémi ou jubilé. Les maux n’ont pas dispensé de science
Et dans ses camaïeux et ses grisailles, ses parfums n’ont pas fait fleurir le bonheur.

Translation: Jeanne Buytaert
From: Comme un personnage perdu, Hilversum/Bruxelles/Paris, Kofschip-Kring, 1986.

Tien gedichten van de eenzaamheid IX - Na deze nacht, mijn ongeloof, het kraken

dutch | Hugues C. Pernath

Na deze nacht, mijn ongeloof, het kraken
Van dit voortdurend stilzwijgen, dit verbreken
Dit vereren. Deze allerlaatste poging bedwongen
Door geen woord, geen testament tegen de tijd.
In deze kamer verdroeg ik de waarschijnlijkheid,
Diegenen die alles schonden en vierend en voelend
Hun willekeur behielden tegen regel en recht.
Maar ik ben ik, en geen ander zal ik zijn
Tussen de woekerende wortels, de stralen en de waan.

Ik hoorde het kloppen van vluchtige vleugels
Over de begroeide beelden waartussen wij ontbraken,
En terwijl de regen ratelde en mijn taal je liefhad
Maakte ik me de afkeer, mijn afstand afhandig
En steeds bedwelmd, gaven geen wolken mij de aarde
En jouw leugens mij niet eens de moed van de lafaard.
Maar soms doet het glanzen van de appels pijn.

In het donker onttrokken de treden mij trapsgewijs
Aan een sterven dat mijn leven werd. Bevuild
En bekleefd met het schuim van de treurige tinten
Waarin ik ontwaakte, vulde mijn adem vreemde holten
En verzandde na de tochten die ik ondernam, na het vinden.
Ik, die als enige overlevende de vertwijfeling voelde
Die lag opgebaard, dwars door mijn voorbije dagen,
Ik ga weerloos aan dit vijfde seizoen te buiten
Want doodgaan wordt voor mij een doofheid die duurt.

from: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Les dix poèmes de la solitude IX - Après cette nuit, mon incroyance, la désintégration

french

Après cette nuit, mon incroyance, la désintégration
De ce silence incessant, de cette rupture,
De ce culte. Nulle parole, aucun testament
Contre le temps n’a jugulé l’ultime tentative.
Dans cette chambre j’ai supporté la vraisemblance,
Ceux qui dégradaient tout et préservaient triomphalement
Et consciemment leur bon plaisir, défiant foi et loi.
Mais je suis moi et je resterai mon-même
Entre les racines qui prolifèrent, les rayons et les chimères.

Au-dessus des statues couvertes de verdure parmi lesquelles
Nous ne figurions pas, j’entendais le battement d’ailes fugitives,
Tandis que la pluie jacassait comme une pie et que ma langue t’aimait
Je me suis affranchi de la répulsion, de mon renoncement
Et toujours troublé, les nuages me refusaient la terre
Et je ne puisais même pas dans tes mensonges le courage du couard.
Mais j’étais parfois meurtri par l’éclat des pommes.

Dans les ténèbres, les degrés me dérobaient graduellement
A un trépas qui devint ma vie. Souillé
Et poissé par l’écume des couleurs funèbres
Qui assombrissaient mon réveil, mon souffle a comblé d’étranges creux
Et il s’ensabla dans les marches que j’entrepris après la trouvaille.
Moi qui, comme unique survivant, éprouvais le désespoir
Dressé en catafalque au travers de mes jours écoulés,
J’outrepasse, sans défense, cette cinquième saison
Car pour moi mourir devient une surdité que dure.

Translation: Jeanne Buytaert
From: Comme un personnage perdu, Hilversum/Bruxelles/Paris, Kofschip-Kring, 1986.

Tien gedichten van de eenzaamheid III - In mijn vreemd verdriet vermoed ik het verstijven

dutch | Hugues C. Pernath

In mijn vreemd verdriet vermoed ik het verstijven
Van vele levens, soms de vunsheid van de bron
De lelie of het belommerd lover.
Soms vermoed ik het trillen van jouw handen
Die zich nooit zullen herhalen in de looplijn
Van de besmettelijke beproeving.
Omdat ik besef hoe ik slapeloos, mezelve vermink
Tot nutteloos zintuig, terwijl mijn weefsels versterven
In het klamme koudvuur van iedere nieuwe nacht.

En naar mijn beeld beweeg ik, naamloos
Angstiger dan voorheen, en ruil mijn galg in
Tegen de ratelende regens van het ritueel
Dat nakomelingen en vee zal slachten, gereinigd
Op de oude weg van de nieuwgebouwde staat.
Tot alles zal verloren gaan en roemloos stranden
In een duisternis waarin geen zon ooit zaden kiemt.

Als naar waarheid. Als naar leugen.
Sprekende: één taal, eenzelfde woord van onrust
In de branding verheven boven alle banden.
Ik voel de afwezigheid als een moeilijke openbaring,
Als scherven van relikwieën, van werelden, onwaarachtig
En buiten de tijd. Zo werd ik een getuige
Tegen diegene die de tolk was van mijn tederheid.
Geen slaap zal ons nog ooit verenigen, geen ontwaken
Ons bevrijden. Want mijn schaduw zal een schaduw zijn.

from: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Les dix poèmes de la solitude III - Dans mon étrange peine je présume la paralysie

french

Dans mon étrange peine je présume la paralysie
De multiples vies et parfois aussi la fétidité de la source,
Du lys ou des bocages ombreux.
Parfois je conjecture le tremblement convulsif de tes mains
Qui ne se répéteront jamais dans la démarche
De l’épreuve pernicieuse
Parce que je réalise que l’insomnie me mutile
Et me mue en organe inutile, tandis que mes tissus s’atrophient
Dans la moiteur gangréneuse de chaque nuit nouvelle.

Et je vais vers mon image, plus inexprimablement
Anxieux qu’autrefois, et anonyme, je troque
Mon gibet contre les ronflantes rafales
Du rituel qui immolera la postérité et le bétail
Purifié sur l’antique voie vers le nouvel état
Jusqu’à ce que tout se perde, échouant sans gloire
Dans une nuit où nul soleil ne fera jamais germer des semences.

Selon la vérité. Selon le mensonge.
Parlant : un seul langage, l’unique inquiétude orale
Elevée dans le ressac, plus haut que tous les liens.
Je ressens l’absence comme une laborieuse révélation,
Comme des tessons de reliques, d’univers orageux
Et hors du temps. Ainsi je portais témoignage
Contre celle qui était l’interprète de ma tendresse.
Aucun sommeil ne nous réunira désormais, aucun réveil
Ne nous libérera. Car mon double sera devenu mon ombre.

Translation: Jeanne Buytaert
From: Comme un personnage perdu, Hilversum/Bruxelles/Paris, Kofschip-Kring, 1986.

Tien gedichten van de eenzaamheid I - In het liefdeloze landschap van mijn eenzaamheid

dutch | Hugues C. Pernath

In het liefdeloze landschap van mijn eenzaamheid
Heerst geen beweging die mij bedaart, geen rust
Die mij troost of afmaakt als een eerstgeborene.
Hoogmoedig vertaalt mijn bloed de tekens,
De flitsen over het wrange water van weleer,
En draagt de eigenschappen van hem
Die zelfs de pijnen van november schuwt.
Ellendig, lijf en droom ontkennend, wijk ik
Naar de onderwereld van mijn ongeloof.

Geen grenzen, geen bakens, geen horizont.
En dalend, als een doelbewuste zwerver,
Begint de valk haar vreselijke vlucht.
En uit de laatste resten van mijn hoop
Verzamel ik de vreemde fragmenten van mijn verval,
Eerst verslaafd en dan genezen, verschuil ik mij
In de schandelijke schade die mij verteert.

Ik zal geen kwaad doen, noch verderf stichten
Geen heilige berg is mij onbekend,
Ik zal mezelve beterschap toewensen, en vredig
De levenslijnen der herinnering volgen
Naar de puinhoop van mijn verleden dat nog slechts smeult,
En stuiptrekkend in mijn ontworteld landschap
Zal ik de hand uitstrekken naar de sluier van de diepe slaap
Zachtjes genoeg om geen haat, geen pijn te krassen
In het zwangere achterblijven van haar weigerend woord.

from: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Les dix poèmes de la solitude I - Dans l’impassible paysage de ma solitude

french

Les dix poèmes de la solitude I - Dans l’impassible paysage de ma solitude

Dans l’impassible paysage de ma solitude
il ne règne aucun repos, aucun geste apaisant
Qui me console ou qui me parfait comme un nouveau-né.
Mon sang transpose avec superbe les signes,
Les éclairs sur l’eau glauque d’autrefois,
Et porte les stigmates de celui
Qui évite même les douleurs de novembre.
Misérable, déniant chair et rêve, je fuis
Vers le séjour souterrain de mon incroyance.

Ni frontières, ni balises, ni perspective.
Le gerfaut, tel un aventurier lucide,
Entame en plongeant son vol terrifiant.
Je puise les étranges fragments de ma déchéance
Dans les derniers vestiges de mon espoir.
Asservi d’abord, sauvé ensuite je me retranche
Dans l’abjecte nuisance qui me consume.

Je ne perpétrerai pas le mal, je ne perdrai personne
Aucune montagne sacrée ne m’est étrangère,
Je souhaiterai mon propre amendement, sereinement
Je suivrai les sillons du souvenir vers les feux
De mon passé qui ne rougeoient plus qu’à peine,
Et secoué par un dernier spasme dans mon paysage déraciné
Je tendrai la main vers le voile du profond repos
Assez doucement pour ne griffer de haine, ni de peine
La réluctance gravide de sa réponse rétive

Translation: Jeanne Buytaert
From: Comme un personnage perdu, Hilversum/Bruxelles/Paris, Kofschip-Kring, 1986.