Monique Nagielkopf 
Translator

on Lyrikline: 1 poems translated

from: dutch to: french

Original

Translation

Taalmachine

dutch | Geert van Istendael

1

Spreek, stad, spreek!
Strek je talloos veel tongen ten hemel,
lik aan de regen, looi in de zon,
proef, proef het puin, stad, slinger ruïnes
de kloof van je keel in, verslik je in gruis en hoest woede.
Druk met je tongen het glas uit de ramen,
sluip door de kelders, wentel langs trappen,
sluimer in tuinen en zoen, stad, zoen,
de bewoners van stand,
zoen zeer behoedzaam hun exquise krabbenmand.

Zwijg nog, stad, nog geldt het te zwijgen, oefen geduld,
verzonken in schoonheid die niet meer is,
geschonden, getranssubstantieerd,
tot fundering, tot stof, tot snel verdoffend geheugen.
Zwijg, tongen, zwijg, laat de talen
nog niet van je rozige welvingen rollen,
de talloos veel talen van deze taalstad,
spraakstad, braakstad, draak van een stad.
Wacht, maar wacht geen seizoenen,
wacht niet op een aartsengel Michaël,
wacht niet tot het woud van het weten wuivend
   in bloei staat.

Spreek, Brussel, spreek,
zodra het klokken van talen
de talloos veel reizigers kan lokken tot luisteren.

2

Spreek, Brussel, spreek,
je hebt zoveel monden,
in niet een woont de waarheid alleen.
Spreek, Brussel, open je juffersmondje, laat zien
je brokkelende bedelaarsbakkes,
kom, voor de dag ermee, schaam je niet, stad, stel tentoon
je trotse tuig, je eurocratische gleuven
die deernis opslokken, richtlijnen uitspuwen
telegeleid en trefzeker neerdalend
uit de betongrijze, lichtschuwe lucht.
Schaam je niet, Brussel, spreek en onthul,
laat horen verhalen van werzel en warmoes,
     veelkoppig je woord,
wie verbergt, pleegt een moord.
Laat ze allemaal zien, je taterende groeven,
je geeuwende, gretige zuigelingenmuiltje,
happend naar alle tepels, naar alle,
laat ze zien,
je door vers, vloeibaar geld geïrrigeerde papillen,
je Arabische strot, je witgloeiende haatbek,
je hoerengrijns van karmijn.
En vergeet niet het tederste geblaat
van verbannen stembanden, van je stokoude taal
    op haar sterfbed,
wie vergeet, pleegt verraad.

4

Spreek, Brussel, spreek,
laat met elk woord, als in oude sprookjes,
diamanten en parels rollen uit je monden.
Behang met edelstenen de mankepoten,
behang de zigeuners met je kleinodiën
en behang met briljanten
de Marollienne met de zere benen.
Spreek, Brussel, spreek,
verhef al je stemmen,
behang met maansteen en smaragd,
gedegen goud, aquamarijn,
robijnen en kristallen pracht
de schuwe zwervers die verrekken,
die zelfs geen blad papier meer hebben
om hun naaktheid te bedekken.

5

Spreek, Brussel, spreek,
in stemmen van meesters,
hard en scherp als punten van pennen.
Zuig je vol, zuip de duizenden tekens.
Gheestelycke dronckenheyt maeckt menighe
   vremde maniere,
maect ongeduericheit soe dat ghi moet lopen,
   springen, tripudieren.
Spreek, Brussel, ville oubliée, chant passionné,
van de place de Brouckère tot de place Sainte-Justine
tot het nutteloos station van Calevoet
ben jij de olievlek uit de tank van de taal.

Brussel,
ik ben oêngedoên
'k weit nog zeive buûme stoên,
de parfum van de rue Blaes
dat es zjust gaas.

Spreek, Brussel, zievert, parle!
De Europese heilscharen waren door je lanen
als heroïne door de aderen van een bejaarde junk,
on marche au milieu des choses mal unies,
zij zoeken begerig die seltenen Spitzen
Ach, das zu besitzen, so seltene Spitzen!

Er staat een stolp over de huizen
en hoge hijskranen steken als verschrikkelijke dieren
tegen de hemel af en zwenken en knikken langzaam
en niemand is er, niemand, op deze straten en pleinen,

to take the shuddering city in his arms
Ah, Cortázar, Dos Passos,
Benn, Baudelaire, Rimbaud,
Auden, Couperus, Marx et Hugo,
et toi surtout, Willem Frederik Hermans,
waarom zijn jullie niet in Brussel gestorven?
Ensemble nous irions jouer au fantôme
d'opéras en bottelarijen,
derrière les Rideaux, en Parts et en partijen,
godiller notre nef des fous percée le long des quais,
et y tondre les derniers brins d'herbe,
semer la panique dans les bourses en faillite,
instaurer la démocratie dans la Commission Européenne
escroquer des milliards de poèmes au gouvernement belge,
vendre des joutes de griots au Rits,

et au petit matin cristallin ensemble nous serions,
écoutant la pétarade terrorisée de l'heure de pointe,
silencieux agglutinés beurrés
chacun een Kretenzer gapend naar
verlichte pinksterpolyglotten.
Bruxelles, ville
Whose terrible future may just have arrived

6

Een stoet van tovenaars daalt nu de Hofberg af,
zij strooien wiegend chocola en spruitjes uit,
de eerste heksen scheren door het zwerk, gezeten
op laptopjes voorzien van vleermuisvlerken.
Families nestelen zich in het midden van de straten,
papá, mamá, klein grut, de neven en de magen,
honden, katten, limonade, bier in kratten
en krentenbrood zo vers als jonge zaterdagen.
In Brussel heeft de kunst de macht overgenomen,
de burgemeesters zijn op boetetocht naar Rome.
Met zilveren camera gewapend wandelt BuIs
op spillebenen door zijn vreemde, wrange stad,
bij elke foto die hij neemt, verdwijnt een torenflat.
In rode wolken staat het Volkshuis weder op,
de monsters aan het Schumanplein beschimmelen,
verkazen, rotten weg in maalstromen van brij,
de nobele herenhuizen krabbelen overeind
en glimlachen voornaam, getooid met feestkledij.
De Marokkanen zingen in het Meulebeiks
en de Vlaams Blokkers kwelen uit volle borst verhalen
op raïmuziek, vol sensuele gutturalen.
Want Brussel is een geniale taalmachine,
alleen de kleine magiër kan haar bedienen.
Druk op de knoppen, meesters aller kunsten,
en spuit op alle muren van de stad breeduit
het polyfone loflied voor de bastaardbruid.

© Atlas
from: Taalmachine
Amsterdam / Antwerpen: Atlas, 2001
Audio production: het beschrijf, Brussels 2002

Taalmachine

french

1


Parle Bruxelles parle!
Ville, lève au ciel le pullulement de tes langues,
lèche la pluie, boucane au soleil,
savoure, savoure les décombres, ville, gave de ruines
le goulet de ton gosier, suffoque de poussière et crache ton courroux.
Fais sauter de tes langues le verre des fenêtres,
faufile-toi dans les celliers, enroule-toi aux escaliers,
somnole dans les jardins et baise, ville, baise de ta bouche
les habitants huppés
baise avec circonspection leurs exquis paniers de crabes.

Tais-toi, ville, le silence fait encore loi, prends patience
immergée dans une beauté qui n'est plus,
transfigurée, transsubstantiée,
en soubassement, en poussière, en souvenir vite terni.
Silence, bouches, silence, ne laissez pas encore
les langues rouler de vos courbes cramoisies
le pullulement de langues de cette ville langagière,
ville de jachère, ville de jargons, dragon de ville.
Attends, mais n'attends pas hors saison,
n'attends pas un archange Michel,
n'attends pas que la forêt frémissante du savoir fleurisse.

Parle, Bruxelles, parle,
dès que le chuchotis et le cliquetis des phonèmes sous les pavés
incite le pullulement des voyageurs à prêter l'oreille.

2


Parle, Bruxelles, parle
tu as tant de bouches
aucune n'abrite seule la vérité.
Parle, Bruxelles, ouvre ta bouche de bichonne, montre
ta gueule déglinguée de mendigote,
viens, fais voir, n'aie pas honte, ville, étale
fièrement tes avoirs, tes fentes eurocratiques
qui engloutissent la miséricorde, crachent des directives
téléguidées tombant dru et net
du ciel gris béton et borgne.
N'aie pas honte, Bruxelles, parle et lève le voile,
fais entendre des histoires de fatras et de fouillis, polycéphale ton mot,
qui occulte, occit.
Étale-les tous, tes sillons éloquents
ton mufle béant et goinfre d' enfançon,
happant tous les tétons, tous,
montre
tes papilles irriguées d'argent frais et fluide,
ta glotte arabe, ton bec haineux chauffé à blanc,
ton rictus de pute rouge carmin.
Et n'oublie pas le chevrotement plus tendre
des voix exilées, de ta langue hors d'âge sur son lit de mort,
qui oublie, trahit.

4


Parle, Bruxelles, parle
laisse avec chaque mot, comme dans les contes d'antan,
rouler de ta bouche perles et diamants.
Couvre de gemmes les éclopés,
couvre les gitans de tes joyaux
et couvre de brillants
la Marollienne aux jambes douloureuses.
Parle, Bruxelles, parle
élève toutes tes voix,
couvre de pierre de lune et d'émeraude,
d'or brut, d'aigues-marines,
d'une magnificence de rubis et de cristaux
les clochards craintifs qui crèvent,
sans même encore une feuille de papier
pour couvrir leur nudité.

5


Parle, Bruxelles, parle
en voix de maîtres,
dures et acérées comme les pointes des plumes.
Imbibe-toi, gobe les milliers de signes.
Gheestelycke dronckenheyt maeckt menighe vremde maniere,
maect ongeduerichteit soe dat ghi miet lopen, springen
tripudieren

Parle, Bruxelles, ville oubliée, chant passionné,
de la place de Brouckère à la place Sainte-]ustine
et het nutteloos station van Calevoet
tu es de olievlek uit de tank van de taal.

Bruxelles,
ik zen oêngedoên
'k weit nog zeive buûme stoên,
de parfum van de rue Blaes
dat es zjust gaas.

Parle, Bruxelles, zievert, cause!
Les armadas européennes grouillent dans tes avenues
comme l'héroïne dans les veines d'un junkie vétéran,
on marche au milieu des choses mal unies,
elles cherchent avidement die seltenen Spitzen
Ach, das zu besitzen, so seltene Spitzen!

Er staat een stolp over de huizen
en hoge hijskranen steken als verschrikkelijke dieren
tegen de hemel af en zwenken en knikken langzaam

et personne n'est là, personne, dans nos rues et sur nos places,

to take the shuddering city in his arms
Ah, Cortázar, Dos Passos,
Benn, Baudelaire, Rimbaud,
Auden, Couperus, Marx et Hugo,
et toi surtout, Willem Frederik Hermans,
waarom zijn jullie niet in Brussel gestorven?
Ensemble nous irions jouer au fantôme
d'opéras en bottelarijen,
derrière les Rideaux, en Parts et en partijen,
godiller notre nef des fous percée le long des quais,
et y tondre les derniers brins d'herbe,
semer la panique dans les bourses en faillite,
instaurer la démocratie dans la Commission Européenne
escroquer des milliards de poèmes au gouvernement belge,
vendre des joutes de griots au Rits,

et au petit matin cristallin ensemble nous serions,
écoutant la pétarade terrorisée de l'heure de pointe,
silencieux agglutinés beurrés
chacun een Kretenzer gapend naar
verlichte pinksterpolyglotten.

Bruxelles, ville
Whose terrible future may just have arrived.

6


Un cortège de magiciens dévale la Montagne de la Cour
tanguant ils distribuent du chocolat et des choux de Bruxelles,
les premières sorcières fendent les nuées, chevauchant
des lap-tops dotés d'ailes de chats-huants.
Des familles s'installent au mitan des rues,
papa, maman, marmaille, neveux et parents
et chiens, chats, limonade, bière en bacs
et pain aux raisins aussi frais que l'aube d'un samedi.
À Bruxelles, l'art a repris le pouvoir,
les bourgmestres sont en pèlerinage à Rome.
Armé d'une caméra d'argent Buls arpente
de ses jambes d'échassier sa ville bizarre et âpre,
à chacune de ses photos, une tour disparaît.
La Maison du Peuple resurgit en nuages rouges,
sur la place Schuman les monstres moisissent,
gangrènent, se désagrègent en maelströms de bourbe,
les nobles maisons de maître se redressent péniblement
et sourient avec distinction parées de leurs plus beaux atours.
Les Marocains chantent en Meulebeiks
et les Vlaams Blokkers roucoulent à pleins poumons des histoires
sur des airs de raï, pleins de gutturales sensuelles.
Car Bruxelles est une machine à langue géniale,
seul le véritable magicien peut la servir.
Poussez sur vos boutons, maîtres de tous les arts,
et bombez hardiment sur tous les murs de la ville
l'hymne polyphone à la mariée bâtarde.

traduction: Monique Nagielkopf



© Monique Nagielkopf