De zwijger

Ze huren mij voor feesten en partijen
ter wille van mijn veelbesproken zwijgen
waarmee ik hen vermaken moet
als uitgelezen lekkernij.

Ik word voortreffelijk vergoed,
gevierd, vereerd, gesavoureerd
voor elk uur stilte uit mijn mond.
En met een koele handschoen van glacé
mag een der fraaiste dames mij soms aaien,
genadeloos langs kin en wang.
Mijn lijf blijft stil, een willoos lijk.

Hún mond staat open als een gulp.
Ik ben hun kippenkluif, hun pruim met spek,
hun bitterbal, de made in hun kaas:
de vulling voor een ziel die zich verveelt.
Ik ben hun allerliefste tamme knecht,
begaafd met een voornaam gebrek.

En wordt het laat, dan moet ik hen verlaten.
Dan ben ik moe van hun geschater.
Ik neem een bad en spoel hen van mij af.

Want ik wil niemand mee naar bed
en ik verzwijg dat ik besta,
zelfs bang om in mezelf te praten,
als stonk ik in mijn slaap nog uit hun bek.

© beim Verlag
From: Dikke mensen
Amsterdam: De Arbeiderspers, 1990
Audio production: het beschrijf, brüssel 2002

[prej një trupi mbetet fare pakëz]

prej një trupi mbetet fare pakëz
prej një çadre kurmi i shtrembëruar
prej trenit të ikur era

Shqipëroi nga gjermanishtja: Ferdinand Laholli