لا أستطيعُ الحضور - I Can’t Attend

في الشمالِ، بالقربِ من سياجِ الله، مستمتعاً بالتطورِ الحضاري وسحرِ التكنولوجيا، وبآخرِ ما توصلتْ إليهِ البشريةُ من أساليبِ التمدن، وتحتَ التأثيرِ المخدرِ الذي يمنحهُ الأمانُ والتأمينُ الصحيُّ والضمانُ الاجتماعي وحريةُ التعبير، أتمدَّدُ تحتَ شمس الصيفِ كأنَّني رجلٌ أبيض، وأفكرُ بالجنوب، مختلقاً أعذاراً تبررُ غيابي، يمرُّ بجانبي مهاجرونَ ورحالةٌ ولاجؤون، يمرُّ سكانٌ أصليونَ ومزيفونَ ومتهربونَ من الضرائب، كحوليونَ وأغنياءُ جددٍ وعنصريون، كلُّهم يعبرون أمامي وأنا جالسٌ في الشمالِ أفكرُ بالجنوب، وأؤلفُ قصصاً مزيفةً كي أُغطي على غيابي، وكيفَ أنَّني لا أستطيعُ الحضور.


نعم، لا أستطيعُ الحضور، فالطريقُ بين قصيدتي ودمشق مقطوعةٌ لأسباب ما بعد حداثية، منها أنَّ أصدقائي يصعدون إلى الله بتسارعٍ مُضطردٍ أعلى من سرعةِ مُعالجِ كمبيوتري، وبعضُها يخصُّ امرأةً قابلتها في الشمالِ فأنستني حليبَ أمي، وبعضها متعلقٌ بحوضِ السمكِ الذي لنْ يجدَ منْ يطعِمَهُ في غيابي.


 لا أستطيعُ الحضور، فالمسافةُ بين واقعي وذاكرتي تؤكِّدُ أنَّ أينشتاين على حقّ، وأنَّ الطاقةَ المنبثقةَ من اشتياقي تساوي حاصلَ ضربِ الكتلةِ في مربَّعِ سرعةِ الضوء.


 لا أستطيعُ الحضور، لكنَّني قادرٌ على الغياب، نعم، أستطيعُ الغيابَ بمهارةٍ عالية، وقد أصبحتُ محترفاً في الآونة الأخيرة، وصارَ لي أجندةٌ أرتِّبُ فيها مواعيدَ غيابي، وصارَ لي ذكرياتٌ لم تقعْ بعد.


أستطيعُ الغياب، كما لو أنَّني لم أكنْ، كما لو أنَّني عَدَم، كما لو أنَّ الهواءَ لم يدخلْ رئتي من قبل ولم يكُ لي أعداء، كما لو أنَّني فقدانُ ذاكرةٍ مُرَكَّز، كما لو أنَّني غيبوبةٌ تنتقلُ بالعدوى.


لا أستطيعُ الحضور، فأنا الآنَ مشغولٌ بالحربِ الباردة التي أخوضها يومياً مع العزلة، بالقصفِ العشوائيِّ للعتْم، بالاكتئابِ الممنهجِ وغاراتِ الوحدةِ التي تستهدفُ المطبخ، بحواجزِ التفتيشِ التي تقفُ بيني وبين الصيف، بالبيروقراطية بسببِ فَصْلِ السلطاتِ التشريعيةِ والتنفيذية، بالروتينِ في دائرةِ الضريبة، لقد حدَّثْتَنِي طويلاً عن الحرب، دعني أحدِّثك قليلاً عن السلامِ الذي أنعمُ به هنا في الشمال، دعني أحدِّثك عن تدرجاتِ لونِ البشرة، عن معنى ألَّا يعرفَ الناسُ أنْ يلفظوا اسمك، عن الشَّعر الأسود، عن الديمقراطيةِ التي تقفُ دائماً في صالحِ الأغنياء، عن التأمين الصحِّي الذي لا يشمل الأسنان لأنَّها ليست جزءاً من الجسد، دعني أحدِّثكَ عن الخضار التي لا طعمَ لها، عن الورودِ التي لا رائحةَ لها، عن العنصريةِ المغلفةِ بابتسامة، دعني أخبركَ عن الوجباتِ السريعةِ والقطاراتِ السريعةِ والعلاقاتِ السريعة، عن الإيقاعِ البطيءِ والحزنِ البطيءِ والموتِ البطيء.


هل ستُصدقني إنْ قُلتُ لكَ إنَّ حذائي متعبٌ، وإنَّ في داخلي ذئباً لا أستطيعُ كبحَهُ بعد أن اشتمَّ رائحة الدم، هل تصدقني إنْ رأيتَ على جسدي آثارَ الرصاصاتِ التي أصابتْ أصدقائي هناكَ بينما أنا جالسٌ هنا خلفَ شاشةِ الكمبيوتر، أتؤمنُ بالمصادفة، إنَّ غيابي مصادفةٌ مخططٌ لها بعنايةٍ بالغة، خبط عشواء مدروسة، ولقد اكتشفتُ مصادفةً أنْ ليس مصادفةً أنْ تحدثَ المصادفة، إنما المصادفةُ ألَّا تحدث. المهم، هل ستصدقني إنْ حلفتُ لكَ بالموسيقى، أقسمُ بالموسيقى أنَّ تصريحَ الإقامةِ في أوروبا قد يباعد ما بيننا وبين الموتِ بالرصاص، لكنَّه يقاربُ ما بيننا وبين الانتحار.


حسناً، سأخبركَ الحقيقة، سأخبركَ لمَ لا أستطيعُ الحضور، حدثَ ذلك في إحدى أمسياتِ الصيف، حين صادفتُ في الطريق إلى البيت امرأةً حزينة، كانتْ تحملُ في يدها غابة، وفي حقيبتها زجاجةَ نبيذ، قبَّلتُها فأصبحتْ حاملاً في الشهر الحادي عشر...


ليس هذا ما يمنعني من الحضور، سأخبركَ الحقيقة، لقد أمسكتني دمشقُ مع امرأةٍ أُخرى في الفراش، حاولتُ أنْ أُصلحَ الموقف، وأنَّ ما جرى نزوةَ ليس إلا، وأنَّها لن تتكرر، أقسمتُ بكلِّ شيء، بالقمر، بالألعابِ النارية، بأصابعِ النساء، لكنَّ كلَّ شيءٍ كانَ قد انتهى، فهربتُ إلى الشمال...


ليس هذا ما يمنعني من الحضور، سأخبركَ الحقيقة، حين كنتُ طفلاً، لم أكنْ أعرفُ أي شيءٍ عن اقتصاد السوق، الآن وبعدَ أنْ أصبحتُ مواطناً في إحدى دول العالمِ الأول فإنَّني لا أعرفُ أي شيءٍ عن اقتصادِ السوق...


ليس هذا ما يمنعني من الحضور، سأخبركَ الحقيقة، حينَ كنتُ أهمُّ بالمجيء، اصطدمتْ حقيبتي بخبرٍ عاجلٍ فانكسرتْ لغتي إلى قطعٍ وتناهبها المارة، ولم يعدْ لديَّ لغة...


ليس هذا ما يمنعني من الحضور، سأخبركَ الحقيقة، أنا ميِّت، نعم، لقد توفيتُ منذ عدةِ سنوات...
 

© Ghayat Almadhoun
Audio production: Ghayat Almadhoun, 2014

Ik kan niet aanwezig zijn

In het Noorden, vlakbij Gods omheining, genietend van de vooruitgang, de beschaving, de magie van de technologie en de nieuwste civilisatiemethoden die door de mens zijn ontwikkeld, onder de verdovende invloed van veiligheid, ziektekostenverzekeringen, sociale voorzieningen en vrijheid van meningsuiting, strek ik me uit onder de zomerzon, alsof ik een witte man ben. Ik denk aan het Zuiden en verzin allerlei excuses om mijn afwezigheid te rechtvaardigen. Langs me lopen migranten, reizigers, vluchtelingen, autochtonen, fraudeurs, belastingontduikers, alcoholisten, nieuwe rijken, racisten. Ze lopen allemaal voor me langs, terwijl ik in het Noorden zit te denken aan het Zuiden en onoprechte verhalen schrijf om mijn afwezigheid toe te dekken en te verklaren dat ik niet aanwezig kan zijn.

Nee, ik kan niet aanwezig zijn, want de weg tussen mijn gedicht en Damascus is om bepaalde postmoderne redenen afgesloten. Een daarvan is dat mijn vrienden opstijgen naar God met een constante snelheid, die hoger is dan die van een computerprocessor. Sommige redenen hebben te maken met een vrouw die ik in het Noorden heb ontmoet en die me de melk van mijn moeder heeft doen vergeten. Andere hangen samen met de vissen in de kom, die niemand zullen vinden om hun tijdens mijn afwezigheid te voeren.

Ik kan niet aanwezig zijn, want de afstand tussen mijn werkelijkheid en mijn herinnering bevestigt dat Einstein gelijk had en dat de energie die wordt uitgestoten door mijn verlangen, gelijk staat aan het product van de vermenigvuldiging van de massa met de snelheid van het licht in het kwadraat.

Ik kan niet aanwezig zijn, maar ik ben wel in staat om afwezig te zijn. Ja, ik ben uiterst behendig in het afwezig zijn, ik ben er de laatste tijd professioneel in geworden. Inmiddels beschik ik over lijsten, waarin ik de tijden van mijn afwezigheid opteken, en over herinneringen die nog niet hebben plaatsgevonden.

Ik kan afwezig zijn, alsof ik niet besta, alsof ik niets ben, alsof er nog nooit zuurstof in mijn longen is binnengekomen, alsof ik nooit vijanden heb gehad. Als een geconcentreerde vorm van geheugenverlies, als een coma, overgebracht door besmetting.

Ik kan niet aanwezig zijn, want op dit moment word ik in beslag genomen door de koude oorlog, waar ik me dagelijks samen met mijn eenzaamheid in stort. Ik word in beslag genomen door de nachtblinde bombardementen, de systematische depressie, de aanvallen van eenzaamheid met de keuken als doelwit, door de controleposten die tussen mij en de zomer staan, door de bureaucratie die voortkomt uit de scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, door de routine bij de belastingdienst. Jij hebt me lang over de oorlog verteld, laat mij jou kort over de vrede vertellen, waarvan ik hier in het Noorden geniet. Laat me je vertellen over schakeringen van de huidskleur, over wat het betekent dat de mensen je naam niet kunnen uitspreken, over zwart haar, over de democratie die altijd in het voordeel is van de rijken, over de ziektekostenverzekering die de tandarts niet dekt omdat het gebit geen deel is van het lichaam. Laat me je vertellen over de groenten die geen smaak hebben, over de bloemen die geen geur hebben, over het racisme dat wordt verdoezeld door een glimlach. Laat me je vertellen over snelle maaltijden, snelle treinen en snelle relaties, en over het trage ritme, het trage verdriet en de trage dood.

Geloof je me als ik je zeg dat mijn schoenen moe zijn en dat er een wolf in me schuilt die ik niet meer kan intomen sinds hij de geur van bloed heeft geroken? Geloof je me als je op mijn lichaam sporen ziet van de kogels waardoor mijn vrienden daarginds zijn getroffen, terwijl ik hier achter mijn computerscherm zat? Geloof je in het toeval? Geloof je dat mijn afwezigheid een uiterst zorgvuldig beraamd toeval is, een weloverwogen, willekeurige gebeurtenis? Ik heb toevallig ontdekt dat het niet toevallig is dat iets toevallig gebeurt, maar dat het juist toevallig is dat het niet gebeurt.
Hoe het ook zij, geloof je me als ik je zweer op de muziek, dat onze Europese verblijfsvergunning de afstand tussen ons en de dood door kogels heeft vergroot, maar ons dichter bij zelfmoord heeft gebracht?

Goed, ik zal je de waarheid vertellen, ik zal je vertellen waarom ik niet aanwezig kon zijn. Het is gebeurd op een van die zomeravonden, toen ik onderweg naar huis een trieste vrouw tegenkwam. Ze droeg een bos in haar hand en in haar tas zat een fles wijn. Ik kuste haar en in de elfde maand werd ze zwanger…

Maar dat is het niet wat me verhindert aanwezig te zijn. Ik zal je de waarheid vertellen. Damascus heeft me in bed betrapt met een andere vrouw. Ik probeerde de situatie te redden. Het was niet meer dan een bevlieging geweest en het zou nooit meer gebeuren. Dat zwoer ik bij alles, bij de maan, het vuurwerk en de vingers van de vrouwen, maar alles was afgelopen, dus vluchtte ik naar het Noorden.

Maar dat is het niet wat me verhindert aanwezig te zijn. Ik zal je de waarheid vertellen. Toen ik een kind was, wist ik niets over de markteconomie. En nu ik een burger van een van de landen van de Eerste Wereld ben geworden, weet ik nog steeds niets over de markteconomie…

Maar dat is het niet wat me verhindert aanwezig te zijn. Ik zal je de waarheid vertellen. Toen ik wilde komen, kwam mijn koffer in botsing met een ingelaste nieuwsuitzending en viel mijn taal in stukken die door de voorbijgangers werden opgeraapt. Nu heb ik geen taal meer…

Maar dat is het niet wat me verhindert aanwezig te zijn. Ik zal je de waarheid vertellen. Ik ben dood. Ja, ik ben enkele jaren geleden gestorven…

Maar dat is het niet wat me verhindert aanwezig te zijn. Ik zal je de waarheid vertellen…

Uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga