Harmonia praestabilita

De spitse heuvels zien eruit als cipressen
en voorzien een grote, lege ruimte van stekels,
boven en onder.

Een roestige bodem, niets dan stof en stenen.
De gieren verschijnen. Ik zie hun schaduw
lopen over de vulkaanbodem, overal waar mijn blik op rust.

Ik blijf niet langer dan één minuut,
want mijn tijd is geteld.

                                                            * * *

Vier of zes roeiers met blote bast
en kale kop
stralend in de zon.

Een volkje van geiten en afpellende kamelen,
schilferig en poedelnaakt,
wandelend over de gloeiende straatweg.

Een antieke auto op stoom, gebouwd
als een locomobiel, met een grote schoorsteen.

Ik neem plaats.

Het kabbalistische gekletter van ijzeren velgen
brengt de verrassing van een getemde leeuw.

                                                            * * *

Een muts van blauwe zijde met goudgalon, een zeegroen hemd waar
de mouwen van een roze bloes uitsteken en een wijde oranje pantalon
die tot op de voeten valt.

Onder de zon gingen de kleuren zo harmonisch samen dat je ervan
had kunnen huilen.

                                                            * * *

Zich op zijn zondags vertreden en vervelen.
De salon vullen.
De operazangeres toejuichen.
Blozen van plezier.
Een heel verleden verloochenen.
Eindigen met een eensgezinde hartsterking.

© Jan H. Mysjkin
From: Voor mijn ogen ligt het zwijgen
Gent: Poëziecentrum, 2010
ISBN: 9789056553647
Audio production: Beuland/Meulestee, 2013

Harmonia praestabilita

Die spitzen Hügel sehen wie Zypressen aus
und versehen einen großen, leeren Raum mit Stacheln,
oben und unten.

Ein rostiger Boden, nichts als Staub und Steine.
Die Geier erscheinen. Ich sehe ihren Schatten
über den Vulkanboden laufen, überall, worauf mein Blick ruht.

Ich bleibe nicht länger als eine Minute,
denn meine Zeit ist gezählt.

                                                                   * * *

Vier oder sechs Ruderer mit bloßem Bauch
und kahlem Kopf
strahlend in der Sonne.

Ein Völkchen von Ziegen und sich häutenden Kamelen,
schuppig und pudelnackt,
auf der glühenden Straße wandernd.

Ein uraltes Dampfauto, gebaut
wie ein Lokomobil, mit einem großen Schornstein.

Ich nehme Platz.

Das kabbalistische Geklapper von eisernen Felgen
bringt die Überraschung eines gezähmten Löwen.

                                                                   * * *

Eine blauseidene Mütze mit Goldborte, ein meergrünes Hemd, aus
dem die Ärmel einer rosafarbenen Bluse ragen und eine weite orange Hose, die bis auf die Füße fällt.

Unter der Sonne fügten die Farben sich so harmonisch, dass man in Tränen hätte ausbrechen können.

                                                                   * * *

Sonntäglich lustwandeln und sich langweilen.
Den Salon füllen.
Der Opernsängerin zujubeln.
Erröten vor Vergnügen.
Eine ganze Vergangenheit verleugnen.
Enden mit einem einhelligen Seelenwärmer.

Aus dem Niederländischen übersetzt von Gregor Seferens