De tijd van een hartsterking

De Franse generaal, een ouwe lolbroek van joodse afkomst, heeft zich, zonder een spier te vertrekken, laten afschepen door een dame uit België die zo’n twintig keer per dag een stijve nek oploopt, doordat ze almaar zit te lonken naar een ploeg mecaniciens uit de Maagdeneilanden, die ondanks een hemd zonder losse boord en zwartgerookte pollen aan hun lijf voor het avondeten pronken met een roze perkaline stropdas vanwege de huwbare miss, dertig jaar, gezet en besnord, die om de haverklap in bulderend gelach uitbarst tegenover haar matrone van een moeder die twee keer zo oud, zo dik en zo besnord is, terwijl de Braziliaanse operazangeres, in een paar weken grijs geworden als gevolg van de hitte waardoor haar zwarte haarkleuring is uitgelopen, niet wist waar ze moest kijken toen ze, te laat om zich uit de voeten te maken, de consul van Nederland zag, een kantoorklerk die onophoudelijk links en rechts knikt en aan één stuk door zit te kronkelen alsof hij een paling te slikken had gekregen van de Engelse Messalina, die haar derde gemaal afwerkt en zich laat omringen door een groepje jongelui die met haar rondzwieren onder de lusteloze blik van een dame met giraffenhals en een strohoedje op haar hoofd genre matelot.

© Jan H. Mysjkin
From: Enz., enz...
Utrecht: De Contrabas, 2013
ISBN: 9789079432981
Audio production: Beuland/Meulestee, 2013

Die Zeit eines Seelenwärmers

Der französische General, ein alter Scherzbold jüdischer Herkunft, ist, ohne eine Mine zu verziehen, bei einer Dame aus Belgien abgeblitzt, die etwa zwanzig Mal am Tag einen steifen Nacken kriegt, weil sie die ganze Zeit zu einer Gruppe von Monteuren von den Jungferninseln hinüberschielt, die, ungeachtet ihrer kragenlosen Hemden und schwarzgerauchten Hände, vor dem Abendessen mit einer rosafarbenen Perkalkrawatte protzen, wegen der heiratsfähigen Miss, dreißig Jahre, gesetzt und schnurrbärtig, die alle naslang in donnerndes Lachen ausbricht im Beisein ihrer Matrone von Mutter, die doppelt so alt, so dick und schnurrbärtig ist, während die brasilianische Opernsängerin, in wenigen Wochen ergraut infolge der Hitze, die ihre schwarze Haarfarbe verbleichen ließ, nicht wusste, wo sie hinschauen sollte, als sie, zu spät, um noch zu verschwinden, den niederländischen Konsul bemerkte, ein Kontorist, der pausenlos nach links und nach rechts nickt und sich permanent windet, als müsse er einen Aal verschlucken, den er von der englischen Messalina bekommen hat, die ihren dritten Gemahl erledigt und sich von einer Gruppe von jungen Leuten umringen lässt, die mit ihr Boston tanzen unter dem lustlosen Blick einer Dame mit Giraffenhals und einem Strohhut auf dem Kopf, Modell Matelot.

Aus dem Niederländischen übersetzt von Gregor Seferens