Stierenkop

Sinds ik geboren ben, woedt er in de onderbuik van mijn moeder
een enorme stierenkop. Hij raast door haar verlaten lijf

en maakt littekens in de braakliggende moeder, soms
weet ze niet zo goed wie ik ben, dat is verontrustend

want ooit paste ik helemaal in haar, gelukkig
ben ik volgens de astronomische constellatie van de Kreeft

genotzuchtig, betrouwbaar en creatief. Hierin vindt ze houvast,
een godsbewijs tussen vruchtwater en heelal.

Als we witlof met hesp in de oven aten, kreeg ik het kaaskorstje.
Helemaal. Omdat ik het wilde.

Liefde is iets wat ik ken uit een kookpot,
altijd twee extra scheppen op een vol bord

een tweede koekje in de gele pudding verstopt.
Dat is een veelvoorkomende vorm van moederlijk gedrag:

‘De opvulling van het jong’.
Door de holte die ik in haar naliet, wilde ze mij vol en rond.

Op een ochtend kondigde ik haar dan de komst van de kleine borsten aan.
Ze was daar dagenlang kapot van.

Uiteindelijk kreeg ik een bh,
één met Hello Kitty erop.

Vanuit haar buik bonkte de briesende stierenkop.
Een holte is pas een leegte als er niets meer in past.

Langzaam fossiliseerden we in twee aparte wezens.
Het is niet zeker

wie van ons het insect en wie
de barnsteen werd.

© Charlotte Van den Broeck
From: Kameleon
Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers, 2015
ISBN: 9789029538435
Audio production: Charlotte Van den Broeck, 2016

Cabeza de toro

Desde que nací, brama en el abdomen de mi madre

una enorme cabeza de toro. Le sacude el cuerpo abandonado


y dibuja cicatrices en la madre baldía, que a veces

no recuerda muy bien quién soy, resulta inquietante


porque en su momento cupe entera en ella, por suerte

soy según la constelación astronómica de Cáncer


hedonista, fiable y creativa. Con eso ella tiene un asidero,

una certeza divina entre líquido amniótico y universo.


Cuando comíamos endibias con jamón al horno, me daba

el queso gratinado. Todo. Porque yo quería.


El amor es algo que conozco de las cazuelas,

siempre dos cucharadas más en el plato lleno


una segunda galleta escondida en las natillas.

Es una manifestación común de conducta maternal:


«Colmar a la cría».

Por haber dejado ese hueco en ella, me quería ver llena y oronda.


Una mañana le comuniqué la aparición de incipientes pechos.

Durante días se sintió destrozada.


Al final me dio un sujetador,

uno que ponía «Hello Kitty».


Desde su vientre la cabeza de toro golpeaba y bufaba.

Un hueco tan solo es un vacío cuando ya nada cabe en él.


Fuimos fosilizándonos hasta ser dos seres independientes.

No se sabe con certeza


cuál de las dos es ahora el insecto

y cuál, el ámbar.

Traducción al español: Ronald Brouwer
Publicada en: Charlotte Van den Broeck, Camaleón, ed. De Conatus, Madrid, 2018