GESCHIEDENIS

wat ons voor ogen komt  
en ons de slaap onthoudt  
dat komt ons niet voor ogen

wij keren zelf altijd terug
naar de kamer met het uitzicht
op de treinen en de spoorwegberm  
waar het behang ontbrak,
en de gordijnen, zodat wij steeds  
de bomen konden zien, die wilg  
die omgehakt moest worden,
we waren bang dat hij
bij stormweer op het dak zou vallen  
we zochten eensgezindheid  
maar wat we droomden, 's nachts,  
verzwegen we

het was dus niet de wind  
het waren niet de bomen

ook 's nachts was er licht  
omdat achter de tuin  
het rangeerstation lag  
waar treinstellen werden  
uiteengehaald, op een  
zijspoor gezet en vergeten

nee, met de treinen
en ook niet de kou van dat jaar  
toen de wissels bevroren
en sneeuwvlokken vielen gestaag  
op mijn dochter die sliep
in mijn armen, ik droeg
haar naar huis, in de bocht  
stond een auto, ik wist plots:
ik moest nog meer zorg
voor haar dragen en verder

dat alles een keerzijde had
dat de sneeuw die zo troostend  
en traag naar beneden kwam  
en er het vuil van de straten  
bedekte, sporen droeg, verse,  
dat iemand hier voor mij
was binnengegaan

© Miriam Van hee & De Bezige Bij
From: De bramenpluk
Amsterdam: De Bezige Bij, 2002
Audio production: Het Beschrijf, 2004

Istorija

kas mums prieš akis iškyla
ir užmigti neduoda
neiškyla mums prieš akis

tai mes vis grįžtam atgal
kambarin su vaizdu
į traukinius ir geležinelio sankasą,
ten nebuvo apmušalų
nebuvo užuolaidų, tad medžius
mes nuolat regėjom, gluosnį
kurį teko iškirsti
mes bijojom, kad jis
per audrą užgrius ant stogo
santarvės mudu ieškojom, tačiau
tai, ką sapnavom, naktim
slėpėme vienas nuo kito

taigi ne dėl vėjo
taigi ne dėl medžių

ir naktim ten buvo šviesu
mat anapus sodo
manevrinėje stotyje
sąstatai buvo ardomi
stumiami į šoninį kelią
o paskui ten pamirštami

ne, ne dėl šalčių tais metais
kai iešmai prišalo
ir snaigės vis krito, vis krito, vis krito
ant mano dukrytės, užmigusios
mano glėby, gatvės linkyje
automobilis stovėjo, ūmai supratau:
nuo šiol dar labiau turėsiu
ja rūpintis, ir dar

kad visur išvirkščiosios esama pusės
kad sniege, kuris taip maloningai
ir tingiai leidosi
gatvės purvyną
užklodamas, pėdsakai likę, švieži
kad kažkas čia pirma manęs
įėjo vidun

Translated by Antanas Gailius

From: Gervuogių Skynimas, Aidai, 2004.