Antanas Gailius
lithuanian
GESCHIEDENIS
wat ons voor ogen komt
en ons de slaap onthoudt
dat komt ons niet voor ogen
wij keren zelf altijd terug
naar de kamer met het uitzicht
op de treinen en de spoorwegberm
waar het behang ontbrak,
en de gordijnen, zodat wij steeds
de bomen konden zien, die wilg
die omgehakt moest worden,
we waren bang dat hij
bij stormweer op het dak zou vallen
we zochten eensgezindheid
maar wat we droomden, 's nachts,
verzwegen we
het was dus niet de wind
het waren niet de bomen
ook 's nachts was er licht
omdat achter de tuin
het rangeerstation lag
waar treinstellen werden
uiteengehaald, op een
zijspoor gezet en vergeten
nee, met de treinen
en ook niet de kou van dat jaar
toen de wissels bevroren
en sneeuwvlokken vielen gestaag
op mijn dochter die sliep
in mijn armen, ik droeg
haar naar huis, in de bocht
stond een auto, ik wist plots:
ik moest nog meer zorg
voor haar dragen en verder
dat alles een keerzijde had
dat de sneeuw die zo troostend
en traag naar beneden kwam
en er het vuil van de straten
bedekte, sporen droeg, verse,
dat iemand hier voor mij
was binnengegaan
From: De bramenpluk
Amsterdam: De Bezige Bij, 2002
Audio production: Het Beschrijf, 2004
Istorija
kas mums prieš akis iškyla
ir užmigti neduoda
neiškyla mums prieš akis
tai mes vis grįžtam atgal
kambarin su vaizdu
į traukinius ir geležinelio sankasą,
ten nebuvo apmušalų
nebuvo užuolaidų, tad medžius
mes nuolat regėjom, gluosnį
kurį teko iškirsti
mes bijojom, kad jis
per audrą užgrius ant stogo
santarvės mudu ieškojom, tačiau
tai, ką sapnavom, naktim
slėpėme vienas nuo kito
taigi ne dėl vėjo
taigi ne dėl medžių
ir naktim ten buvo šviesu
mat anapus sodo
manevrinėje stotyje
sąstatai buvo ardomi
stumiami į šoninį kelią
o paskui ten pamirštami
ne, ne dėl šalčių tais metais
kai iešmai prišalo
ir snaigės vis krito, vis krito, vis krito
ant mano dukrytės, užmigusios
mano glėby, gatvės linkyje
automobilis stovėjo, ūmai supratau:
nuo šiol dar labiau turėsiu
ja rūpintis, ir dar
kad visur išvirkščiosios esama pusės
kad sniege, kuris taip maloningai
ir tingiai leidosi
gatvės purvyną
užklodamas, pėdsakai likę, švieži
kad kažkas čia pirma manęs
įėjo vidun
From: Gervuogių Skynimas, Aidai, 2004.