Droom

We waren in ons oude huis, wij tweeën.
Achter de bossen stond Parijs te branden:
van een hecatombe van autobanden
zweefden de vlokken as over mijn hoofd

en door dat voorjaar naar een hoger noorden.
Weldra zou Praag vallen, wist ik, weldra
sprak ik mijn eerste dissidente woorden –
weldra zat ik in deze dode hoek

mijn blinde te scanderen. Plotseling
die vreemd klinkende stem boven uw boek:
‘Niets kun je voor me doen. Ga nu maar weg.’

De koekoekklok riep onomatopeeën
en u werd onverstaanbaar. O, toch noem ik
uw naam in het gebed dat ik niet opzeg.

From: Het tongbotje
Amsterdam: Atlas, 2006
Audio production: Flemish Literature Fund, Antwerp, 2007.

Traum

Wieder in unsrem alten Haus, wir zweie.
Hinter den Wäldern steht Paris in Flammen:
Der Hekatombenqualm der Autoreifen
weht Ascheflocken über meinen Kopf

durch jenen Frühling höher in den Norden.
Dass Prag bald fallen würde, wusste ich,
sprach bald die ersten dissidenten Worte –
Bald saß ich da in diesem toten Winkel

skandierte meinen Blinden. Auf einmal
erklang über dem Buch die fremde Stimme:
‘Nichts kannst du für mich tun. Geh lieber fort!’

Die Kuckucksuhr rief ihren Kuckuksruf,
und wurde überlaut. O,  doch ich wage
Ihren Namen im Gebet, das ich nicht sage.

Aus dem Niederländischen von Ard Posthuma