Overspel

Wanneer ik tegen haar lieg,
hapt haar vleesetende mond
ieder woord als een vlieg
uit de lucht tussen ons –

ik ben bang voor het brons
van haar zwaard, de spanning
in haar boog, het grote atavisme
van de geofferde borst in dat woedende hoofd.

Ik hou van haar
zoals ze me niet gelooft.
 
Ik hou van haar vinger
die telkens weer binnendringt
in haar ring;
een nomen van acht letters zingt
in haar scrabbelende hersens
rond en rond:
het weigert zich neer te leggen.

Haar vingertop kietelt
het weke deel van mijn verbeelding,
wou ik zeggen.

Ik vroeg aan Plath
of ze in bed, in Ted
de uil dan wel de totempaal aanbad.
Ze vroeg in wie.
Ze hinnikte als een man in een nachtclub.

Een gouden kind helpt.
Een gouden kind helpt niet.

Er neukt een hoge nazi in de liefdespoëzie.

From: Het tongbotje
Amsterdam: Atlas, 2006
Audio production: Flemish Literature Fund, Antwerp, 2007.

Adultère

Quand je lui mens,
sa bouche carnivore happe
chaque mot comme une mouche
dans l’air qui nous sépare-

j’ai peur du bronze
de son épée, de la tension
de son arc, du grand atavisme
de la poitrine offerte dans cette tête furieuse.

Je l’aime, elle,
sa façon de ne pas me croire.

J’aime son doigt
qui pénètre encore et encore
dans son anneau;
un nom de huit lettres
dans son cerveau scrabbleur
chante tout en rond:
il refuse de se coucher.

Je voulais dire,
le bout de son doigt chatouille
la partie tendre de mon imagination.

Je demandai à Plath
si au lit, en Teddy,
elle adorait ou la chouette ou le pieu totémique.
Elle demanda en qui.
Elle hennit comme un homme dans un night-club.

Un enfant doré vient à point.
Un enfant doré ne vient pas à point.

Un dignitaire nazi baise dans la poésie d’amour.

Traduction par Marnix Vincent
From: Le Naufragé, Bordeaux Cedex, Le Castor Astral, 2003.