Tien gedichten van de eenzaamheid X - Ik treur niet, geen tederheid trekt mij aan

Ik treur niet, geen tederheid trekt mij aan
Geen lichaam kan ooit het mijne voelen
Geen ander oor mijn verwarring, mijn onrust
In de sprakeloze plaag van de taal.
Dagelijks en dodelijker verkrampt mijn wereld
In de vreselijke vertakkingen van de pijn.
Ik heb het laatste boek gedragen, van rechts naar links
En met al mijn tekortkomingen veroordeel ik
Wie verbrandt en wie poogt door de leugen.

Want anders niets dan de nederigheid
Dan het voltrekken van de twijfel,
Want anders niets heeft ons bepaald.
Ik laat het licht de duisternis herhalen,
Herrijzen uit de roemloze rust van de rots
En terwijl het schrale water uit de wonden sijpelt
Beluistert de nakende nacht mijn schroevend hart.

Geen entstof heeft mij veranderd
Geen vrijgevig verleden mij bedwelmd. Geen smeulen.
Zoveel werd gescheiden, zoveel kwam terecht.
Ik bemin, ik schrijf en onderga de vriendschap
Maar als een metselaar, vrij en ommuurd
Voltooi ik de tempel waarvan de laatste hoeksteen
Mijn einde zal betekenen. En met datzelfde woord
Al mijn liefde verwoordend, leef ik verder
In de gesel van die zonnetekens waartoe ik behoor.

From: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Netruchlím, nevábí mĕ žádná nĕ

Netruchlím, nevábí mĕ žádná nĕha
Žádné tĕlo už nepocítí to moje
Žádné ucho mé zmatky, můj neklid
V nevýslovném soužení jazyka.
Dennĕ a smrtelnĕji se scvrkává můj svĕt
V strašném rozvĕtvení bolesti.
Nosil jsem poslední knihu, zprava doleva
A se všemi svými nedostatky odsuzuji
Toho kdo pálí a usiluje lží.

Nebot’ jinak nic než pokora
Než dovršování pochybností,
Nebot’ jinak nic nás neurčilo.
Nechávám svĕtlo opakovat tmu
Povstat z neslavného klidu skály
A zatímco z ran kane sporá voda
Naslouchá nastupující noc mému stísnĕnému srdci.

Nezmĕnila mĕ žádná očkovací látka
Neobludila žádná štĕdrá minulost. Žadné doutnání.
Tolik odloučeného, tolik dobře došlo.
Miluji, píší a podstupuji přátelství
Ale jako zednář, svobodný a obezdĕný
Dokončuji chrám jehož poslední úhelný kámen
Bude znamenat můj konec. A týmž slovem
Vyslovuji veškerou svou lásku, žiju dál
Pod bičem slunečních znamení k nimž patřm.

Translation: Olga Krijtová
From: Současní básníci z Nizozemska a Flander, Stichting Ons Erfdeel, 1999.