Tien gedichten van de eenzaamheid I - In het liefdeloze landschap van mijn eenzaamheid

In het liefdeloze landschap van mijn eenzaamheid
Heerst geen beweging die mij bedaart, geen rust
Die mij troost of afmaakt als een eerstgeborene.
Hoogmoedig vertaalt mijn bloed de tekens,
De flitsen over het wrange water van weleer,
En draagt de eigenschappen van hem
Die zelfs de pijnen van november schuwt.
Ellendig, lijf en droom ontkennend, wijk ik
Naar de onderwereld van mijn ongeloof.

Geen grenzen, geen bakens, geen horizont.
En dalend, als een doelbewuste zwerver,
Begint de valk haar vreselijke vlucht.
En uit de laatste resten van mijn hoop
Verzamel ik de vreemde fragmenten van mijn verval,
Eerst verslaafd en dan genezen, verschuil ik mij
In de schandelijke schade die mij verteert.

Ik zal geen kwaad doen, noch verderf stichten
Geen heilige berg is mij onbekend,
Ik zal mezelve beterschap toewensen, en vredig
De levenslijnen der herinnering volgen
Naar de puinhoop van mijn verleden dat nog slechts smeult,
En stuiptrekkend in mijn ontworteld landschap
Zal ik de hand uitstrekken naar de sluier van de diepe slaap
Zachtjes genoeg om geen haat, geen pijn te krassen
In het zwangere achterblijven van haar weigerend woord.

From: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

Deset pesmi samote I – V brezčutni pokrajini moje samote

V brezčutni pokrajini moje samote
Ne vlada noben gib, ki bi me pomiril, niti spokoj,
Ki bi me potolažil ali pokončal kot prvorojenca.
Zanosno prevaja moja kri znamenja,
Bliske prek trpke vode minulih časov
In prenaša lastnosti njega,
Ki se izmika celo bolečinam novembra.
Nesrečen, zanikujoč meso in sen, bežim
V podzemlje svoje nevere.

Nobenih meja, nobenih znamenj, nobenega obzorja.
In spuščajoč se kot neuklonljiv klatež,
Začenja sokol svoj strašen let.
In iz poslednjih ostankov svoje vere
Zbiram čudne drobce svojega propada,
Najprej omamljen, nato ozdravljen se vkopljem
V nizkotno nesrečo, ki me razžira.

Nič hudega ne bom storil, nikogar pogubil,
Nobena sveta gora mi ni tuja,
Zaželel si bom ozdravljenja, in vedro
Sledil življenjskim črtam spomina
K le še kadečim se ruševinam svoje preteklosti,
In sredi svoje izkoreninjene pokrajine bom v krču
Iztegnil roko proti kopreni globokega sna,
Dovolj nežno, da ne opraskam sovraštva niti bolečine
V noseči odsotnosti besede njene zavrnitve.

Prevedla Mateja Seliškar Kenda
From: Ruimte. Antologija sodobne poezije iz Flandrije.
Društvo slovenskih pisateljev, 2009