Tien gedichten van de eenzaamheid IV - Ik zocht de uitersten, en van het verdriet

Ik zocht de uitersten, en van het verdriet
En van een korte naam geschreven op vuile ruiten.
Van vele huizen sloot ik de verrotte luiken, nu, vandaag
En vanaf hun vergeten beloften en iedere judaskus
Waarmede ik verkocht werd. Alles verging, voor haar
Voor mij. Niet onze spijt, niet ons gevoel.
Niet het naderend gezoem van de bijen.
De twijfel drukte, maar dwars door de tijd
Zal ergens, iemand zich iemand herinneren.

Terwijl zij achterblijft en onherkenbaar achter glas
Jarenlang de wanhoop aan de wandelaars onttrekt
En het verleden aan vele vrome vrouwen.
Mijn woord zal worden, mijn woord zal zijn:
Pijn in de vertekening van de pijn, en onrust
In ons ongeloof, ons onontkoombaar oponthoud.
Eenmalig, maar misschien even eenzaam als voordien.

Stervend, terwijl ik me als een vreemde beweeg
In een wereld die eens de mijne was,
Stervend, zoals tekens telkens vervagen
Zal ook ik de tijd bestaren en tussen de plooien
Van het laatste laken, met aflijvige handen voelen
Hoe de herinneringen krimpen, uiteindelijk en fataal.
Van alle dingen zal ik het verval vergeten, langzamerhand
Toegevend aan al de nachtelijke namen
Die ik ooit verzon voor mijn achterdocht en mijn liefde.

From: Gedichten
Tielt/Amsterdam: Atlas, 2004
Audio production: VRT - Flemish Radio- and Television Network (www.vrt.be)

I sought the extremes, both of grief

I sought the extremes, both of grief
And of a short name written on many windows.
I closed the rotted shutters of many houses, now, today
And from their forgotten promises and every Judas kiss
With which I was betrayed. All decayed, for her
For me. Not our regret, not our feeling.
Not the approaching hum of the bees.
Doubt weighed, but straight across time
Somewhere, someone will remember.

While she’s left behind and unrecognizable behind glass
For years extracting despair from wanderers
And the past from many pious women.
My word shall become, my word shall be:
Pain in the distortion of pain, and restlessness
In our disbelief, our inexorable sojourn.
Just once, but perhaps as lonely as before.

Dying, while I move like a stranger
In a world that was once mine.
Dying, as symbols must always blur
I too will stare at time between the folds
Of the last sheet, feel with lifeless hands
How memories shrink, for good and fatally.
I shall forget the decay of all things, slowly
Giving in to all the nocturnal names
That I once coined for my suspicion and my love.

Translation: Paul Vincent