Jan H. Mysjkin

niederländisch

Le rideau se déchire

On patauge dans la limaille que rouille à sang un soleil bas.
Entre les cornes du taureau, la femme divisée revient du rapt.
Laver les signes, les plis pris aux barrières, sueurs, poussières, traces ténues de la méfiance prête à rebondir.
Fourbir les bulbes, sauver des pluies acerbes les flèches, les dentelles.
Se réconcilier avant de mourir d'une tierce main, mercenaire impatiente à nos soldes, frères en froid. Renoncer à faire les comptes, qui a loué le premier cavalier, fourni la balance, la jument rouge, l'étalon noir.
[…]
Entre les lèvres métalliques, toutes-boîtes, la langue s'use à la râpe des réclames.
[…]
Serons-nous du voyage dès l'ouverture des frontières ou accueillerons-nous les assoiffés? Panserons-nous leurs plaies à l'arrachement des cils? L'ignorance rend envieux. Mirages amoncelés, la pluie la boue sur les contours fait chanceler les lumières.
A cheval sur la chanlatte, les pieds dans le courant glacé, on voit passer les chimères, les mousses égorgés, les agendas couverts de feuilles.
*
Le pays surgira du livre, de la carte, de la mémoire, nous sautera aux yeux, au cou, au visage. Diablotin à ressort ou patriarche sculpté, billet crasseux ou effigie maternelle, qui pourra le prévoir?
Quelle génération aura l'heur de rentrer, trouver le lieu sous le béton, brûler les broussailles, enneiger les fosses, poser la main sur la plus haute pierre?

© Rose-Marie FRANÇOIS
Aus: Répéter sa mort, bilingue français-néerlandais
Belgium Bordelio vol 2, 2017
Audioproduktion: L'Arbre de Diane

Het gordijn scheurt

We ploeteren door vijlsel, bloedrood geroest door een laaghangende zon. Tussen de horens van de stier keert de verdeelde vrouw van de schaking terug.

De tekenen wassen, de gewoonten bij de slagbomen, het zweet, het stof, de iele sporen van het wantrouwen dat altijd weer kan oplaaien.
De torenkoepels oppoetsen, de spitsen en de kantelen redden van de zure regen.

Zich verzoenen alvorens door andermans hand te sterven, de ongeduldige huurling die wij betalen, broers in onmin. Niet langer de rekeningen opmaken : wie de eerste ruiter heeft ingehuurd, de weegschaal heeft geleverd, de rode merrie, de zwarte hengst.
*
Tussen de metalieke brievenbuslippen slijten tong en taal op de rasp van reclamedrukwerk.
*
Zullen we de reis aanvatten zodra de grenzen opengaan of zullen we de dorstigen onthalen ? Zullen we hun wonden verbinden bij het afvallen van de schellen ? Onwetendheid wekt jaloezie. Opgestapelde zinsbegoochelingen, regen en modder aan de omlijningen brengen het licht aan het wiebelen.

Schrijlings op de nok, voeten in de ijskoude stroom, zie je de hersenschimmen passeren, de gekeelde scheepsjongens, de onder bladeren bedolven agenda’s.
*
Het land zal opduiken uit het boek, de kaart, het geheugen, het zal ons in het oog springen, om de hals, in het gezicht. Een duveltje op een springveer of een gebeitelde patriarch, een vies kaartje of een moederlijke beeltenis, wie kan het voorzien ?

Welke generatie zal erin gelukken terug te keren, de plek te vinden onder het beton, het struikgewas te verbranden, de kuilen onder sneeuw te bedelven, de hand te leggen op de hoogste steen ?

uit het Frans vertaald door Jan Mysjkin
Rose-Marie FRANÇOIS, uittreksel uit Répéter sa mort, édit. Le Cormier, Bruxelles 1997, in : Belgium Bordelio, L’Arbre à Paroles / Poëziecentrum, 2017.