Geert van Istendael

niederländisch

Antanas Gailius

litauisch

Aan Paul van Nevel

Amice,
Jij schrijft mij uit Sint-Petersburg:
'Waarom zijn wij geen Russen?'

Ik heb een zoon, Paul, hij citeert
met liefde Poesjkin in diens taal
van zwepen en van zwarte aarde.
Wij zijn geen Russen, zegt mijn zoon,
het is de vlakte, vader, het is
de wijde hemel die hun god verbergt.
Hij reist en hij studeert, mijn zoon,
hij weet wat wij niet zijn.
                           Weet ik
wat ik ben? Welke stemmen spreken
in mijn stem? Welk spoor volg ik
langs kloven van geschiedenis,
door de vervallen steden van
de etymologie, de bronnen mijdend
van ideologie, al brandt
de dorst naar waarheid op mijn tong?

Allang ga jij op reis
door aardlagen waarin Europa slaapt,
waarin de sedimenten van
Europa's stemmen zwijgen.
Jij dringt papieren kerkers binnen,
jij oefent het geduld van sleutels
en uit de kooien van de notenbalken
laat jij Europa's stemmen los.

Caeli movendi sunt. Polyfonie
strijkt in mijn oorschelp neer,
Latijnse roos.

Wij kennen de Romaanse heuvels
van Ventadour en van Guilhem,
wij luisteren naar dezelfde boeren,
cultuur is akker, steen en stem.
Jij zegt, daar straalde voor het eerst de zon
op bloesems van een nieuw Latijn.
Maar ik wil schuilen in jouw naam,
ik wil de mist, ik wil de nacht.
Ik hoor het noordelijke blaffen
en als ik opspring, terugroep, instem,
zijn woorden daken in de regen,
zijn woorden vuren in de kou.
Mijn smalle paden door de polder
van dit papier zijn draden,
het rulle linnen van mijn Vlaams,
geschoten door de strakke schering
van mijn geliefde Nederlands.

Wat ben ik, Paul? Een woord, een trilling
in lage lucht? Ben ik als boeken
waar vreemde klanken in verdwalen?
Wat zijn wij, Paul? Zijn wij de teken
in Aziës achterlijf?
Zijn wij de eeuwige Vandalen,
gedoemd elkanders hoge hutten
opnieuw, opnieuw van hun voetstuk te halen?

Of zijn wij zangers in een kring,
beneveld door de kostbare wijn
van een Germaans gestemd Latijn?

Tibi,
Geert.

© Atlas
Aus: Taalmachine
Amsterdam / Antwerpen: Atlas, 2001
Audioproduktion: het beschrijf, Brussels 2002

Paului van Nevelui

Amice,
iš Peterburgo man rašai:
“Kodėl gi mes ne rusai?”

Sūnus man, Paulai, Puškiną
cituoja meiliai jo gimtąja
botago ir juodžemio kalba.
Ne rusai, sako man sūnus
mes esam, tėve, tai platybės,
erdvus dangus, kur slepiasi jų Dievas.
Sūnus keliauja, studijuoja, žino
kas nesam mes.
Ar aš

Translated by Antanas Gailius