Luuk Gruwez

niederländisch

John Irons

englisch

Altijd

(I)

Er zijn heel tedere machines nodig
om op een mooie dag naar nergens te vliegen.
Propellers, buizen, bouten zijn er nodig,
het vallend blad van een plataan,
misschien het oorsmeer van een kind

en veel van het onmogelijke mooiste.
Er moet, heel opgewekt, een witte merel zingen,
een voorjaarsochtend in een schrikkeljaar.
Dit alles is beslist vereist
voor wie naar nergens wenst te vliegen.

Want nergens is een plek met pech
en als niet alles fout kan gaan,
dan is er niets wat lukken zal.
De tederste machines zijn er nodig
om op een mooie dag naar nergens te vliegen.

© beim Verlag
Aus: Dieven en Geliefden
Amsterdam: De Arbeiderspers, 2000
Audioproduktion: het beschrijf, brüssel 2002

Always

For Toon Tellegen

[I]

Machines quite gentle are called for
for one fine day to fly to nowhere.
Propellers, pipes and bolts are needed,
the leaf that’s falling from a plane tree,
the ear-wax of a child perhaps

and much of the impossibly beautiful.
A pure-white blackbird piping merrily,
one fine spring morning in a leap year.
All of this is certainly required
of one who would be flying nowhere.

For nowhere is a place where bad luck reigns
and even if not everything can go amiss,
there’s nothing even so that goes aright.
The gentlest of machines are needed
for one fine day to fly to nowhere.

Translation: John Irons