Ard Posthuma
niederländisch
* * * [ты загадала высечы дрэвы...]
ты загадала высечы дрэвы
пад нашымі вокнамі
й мы назіралі першы захад
ты загадала
адсячы прыхільнасьці
й мы забыліся на мову
ты загадала зьняць
чорныя акуляры
й мы забыліся на люстэркі
ты прапанавала выйсьці на вуліцу
й сонца рабіла нам фотасесію
ў лужынах вітрынах і шыбінах аўто
аднойчы ты адмяніла грошы
і я зьведаў
каханьне
Audioproduktion: PEN - Centre Belarus
"Zeggen de luchtwortels..."
I
Misschien
is het de siddering
waarmee we beginnen en eindigen,
terwijl de ogen aan de hemel zuigen
in het ritme van een taal
zonder mijn en dijn:
koper, kaneel, een turkoois
vlieggewicht, zeggen de luchtwortels,
en wij verstuiven in de lichtwaaier
van de kolibrie, in de non-stopvlucht, jetlag:
drie gram vlieggeluid en –roes,
variaties in Kalliopes stem.
Zo blijven wij staan
in de lucht, in een slingering
zonder dood omkeerpunt, terwijl
onder ons het landschap
verder trekt.
II
Eén en al vraag
is de boog van je wenkbrauw, in je ogen
het gesprek van de vuurvliegjes:
zeg, krijgen we langzam een andere huid,
nu jij me zo aankijkt,
en we beginnen
ons te verheffen, te verdubbelen:
motmot, de vleugels
van het paradijs, roodrood,
de bloesems van de flamboyant,
en de vuurvliegjes vragen:
is de kolibrie een metafoor
voor een school van om zichzelf
wentelende vissen, verschietend
in bonte slaap, een opgloeien
van kleuren onder de leden,
wanneer wij al sprekend
roteren: komkom.
Ieder blijft voor zich
in zijn uitslaapkamer
gehalveerd.
III
De hitte,
een grote hand
gebakken van licht. Wij
drinken kokoswater, horen
de dorst, die gelest wordt
langs de lasnaden
van de lichamen: de eigen
naam valt in delen
uiteen onder de luchtwortels,
is gedeeld woord
als koper of kaneel,
zonder mijn en dijn
en een vibreren
op de tongbodem
in de rotatie
van de vleugels. Klankschalen
zijn je lippen
aan hun uiteinden verdwijnt
het zichtbare licht,
als alleen nog de tijd
met ons onderweg is.
IV
De regen
bundelt zijn snoeren
tot een kloppende wand:
een grijze monotoon
ligt over ons, het groen,
de dingen: een huid
waaronder wij verdwalen.
Verdoofd, als had
het grootse alleenzijn
zijn sluizen geopend,
vouwt onze adem
het restje licht als een tafelkleed
op: wij beginnen elkaar
uit onze herinnering
te begeleiden, terwijl we praten
over de non-stopvlucht, een verklaarbare
volgorde zoeken, een handrail
naar het donker en niemand
met het blote oog
de liefde ontwaart.
V
Terracotta tegel,
de afdruk van je natte voet.
Het heden is een verdampen
in dit gebouw van hitte
en regen: fijne lichtwegen
leiden naar het turkooizen
vlieggewicht, door pijpjes
bot, als het trillen
ons voedt voorbij de lichtschermen.
Spreken we over de kolibrie,
die al duizend keer
gezegd is, over de tafel,
die al duizend keer
gezegd is, over duizend keer:
we hebben nooit genoeg handen
om elkaar te vatten.
VI
De avond
verzamelt zich
in de regenboom. Geel lokt
tussen bladparen
de koningin van de nacht
als een verlaten
gevoel dat ons ontdekt,
als de slaap ons spreekt:
het laken hebben we gespannen
en onszelf in de omdraai.
Contactslaap, vederlicht
houden we voeling, geveerd
met de radius van afstand
tot we bij daglicht
vermoeid raken onder de last
van onze gescheiden
lijven.
VII
Een zwirrelvlucht
is de rotatie van stilstand:
duizend keer zuigen de ogen
aan de hemel, werpen we
luchtwortels uit, zoeken
dieptewarmte met een refrein
van woorden en stilte
aan het einde van de scala
van het zichtbare licht. Duizend keer
vegen de wolken over alles
heen, slaat het sterven
ons gade in de spiegel,
en elke keer nog
welft je adem
over dit beeld
spant je borst
boog, wenkbrauw en baai:
komkom,
zegt de siddering,
laat ons balanceren
op deze frequentie
waar wij in opgaan.
VIII
Misschien
dat ons ooit gaat bevallen
de manier hoe mieren
uit onze schaduw stappen.
Ooit, als je huid
niet meer doorbloed is,
zal ze wit zijn
als het papier waarop
ik schrijf, waarop jij
leest, wit en stil:
zal zijn als een afgelegd
bruidskleed, altijd al
met jou beschreven,
en als het omkeerpunt
gestorven is, het laken
in de laatste omdraaiing stokt
onder een landschap
van dromen
dat over ons wegtrekt,
dan vraag ik je:
om hoeveel belichtingstijd
vraagt het geluk, alvorens
de ogen ons sluiten.