Ard Posthuma

niederländisch

* * * [ты загадала высечы дрэвы...]

ты загадала высечы дрэвы
пад нашымі вокнамі
й мы назіралі першы захад

ты загадала
адсячы прыхільнасьці
й мы забыліся на мову

ты загадала зьняць
чорныя акуляры
й мы забыліся на люстэркі

ты прапанавала выйсьці на вуліцу
й сонца рабіла нам фотасесію
ў лужынах вітрынах і шыбінах аўто

аднойчы ты адмяніла грошы
і я зьведаў
каханьне

© Anatol Ivashchanka
Audioproduktion: PEN - Centre Belarus

"Zeggen de luchtwortels..."

 

 

I

 Misschien

is het de siddering

waarmee we beginnen en eindigen,

terwijl de ogen aan de hemel zuigen

in het ritme van een taal

zonder mijn en dijn:

koper, kaneel, een turkoois

vlieggewicht, zeggen de luchtwortels,

en wij verstuiven in de lichtwaaier

van de kolibrie, in de non-stopvlucht, jetlag:

drie gram vlieggeluid en –roes,

variaties in Kalliopes stem.

Zo blijven wij staan

in de lucht, in een slingering

zonder dood omkeerpunt, terwijl

onder ons het landschap

verder trekt.

II

Eén en al vraag

is de boog van je wenkbrauw, in je ogen

het gesprek van de vuurvliegjes:

zeg, krijgen we langzam een andere huid,

nu  jij me zo aankijkt,

en we beginnen

ons te verheffen, te verdubbelen:

motmot, de vleugels

van het paradijs, roodrood,

de bloesems van de flamboyant,

en de vuurvliegjes vragen:

is de kolibrie een metafoor

voor een school van om zichzelf

wentelende vissen, verschietend

in bonte slaap, een opgloeien

van kleuren onder de leden,

wanneer wij al sprekend

roteren: komkom.

Ieder blijft voor zich

in zijn uitslaapkamer

gehalveerd.

III

De hitte,

een grote hand

gebakken van licht. Wij

drinken kokoswater, horen

de dorst, die gelest wordt

langs de lasnaden

van de lichamen: de eigen

naam valt in delen

uiteen onder de luchtwortels,

is gedeeld woord

als koper of kaneel,

zonder mijn en dijn

en een vibreren

op de tongbodem

in de rotatie

van de vleugels. Klankschalen

zijn je lippen

aan hun uiteinden verdwijnt

het zichtbare licht,

als alleen nog de tijd

met ons onderweg is.

 IV

De regen

bundelt zijn snoeren

tot een kloppende wand:

een grijze monotoon

ligt over ons, het groen,

de dingen: een huid

waaronder wij verdwalen.

Verdoofd, als had

het grootse alleenzijn

zijn sluizen geopend,

vouwt onze adem

het restje licht als een tafelkleed

op: wij beginnen elkaar

uit onze herinnering

te begeleiden, terwijl we praten

over de non-stopvlucht, een verklaarbare

volgorde zoeken, een handrail

naar het donker en niemand

met het blote oog

de liefde ontwaart.

 V

Terracotta tegel,

de afdruk van je natte voet.

Het heden is een verdampen

in dit gebouw van hitte

en regen: fijne lichtwegen

leiden naar het turkooizen

vlieggewicht, door pijpjes

bot, als het trillen

ons voedt voorbij de lichtschermen.

Spreken we over de kolibrie,

die al duizend keer

gezegd is, over de tafel,

die al duizend keer

gezegd is, over duizend keer:

we hebben nooit genoeg handen

om elkaar te vatten.

 VI

 De avond

verzamelt zich

in de regenboom. Geel lokt

tussen bladparen

de koningin van de nacht

als een verlaten

gevoel dat ons ontdekt,

als de slaap ons spreekt:

het laken hebben we gespannen

en onszelf in de omdraai.

Contactslaap, vederlicht

houden we voeling, geveerd

met de radius van afstand

tot we bij daglicht

vermoeid raken onder de last

van onze gescheiden

lijven.

VII

Een zwirrelvlucht

is de rotatie van stilstand:

duizend keer zuigen de ogen

aan de hemel, werpen we

luchtwortels uit, zoeken

dieptewarmte met een refrein

van woorden en stilte

aan het einde van de scala

van het zichtbare licht. Duizend keer

vegen de wolken over alles

heen, slaat het sterven

ons gade in de spiegel,

en elke keer nog

welft  je adem

over dit beeld

spant je borst

boog, wenkbrauw en baai:

komkom,

zegt de siddering,

laat ons balanceren

op deze frequentie

waar wij in opgaan.

VIII

Misschien

dat ons ooit gaat bevallen

de manier hoe mieren

uit onze schaduw stappen.

Ooit, als je huid

niet meer doorbloed is,

zal ze wit zijn

als het papier waarop

ik schrijf, waarop jij

leest, wit en stil:

zal zijn als een afgelegd

bruidskleed, altijd al

met jou beschreven,

en als het omkeerpunt

gestorven is, het laken

in de laatste omdraaiing stokt

onder een landschap

van dromen

dat over ons wegtrekt,

dan vraag ik je:

om hoeveel belichtingstijd

vraagt het geluk, alvorens

de ogen ons sluiten.

 

 

 

 

 

 

Translated by Ard Posthuma