Ronald Brouwer
spanisch
DE MOEDER
Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.
(Mijn moeder, gevangen in haar vel,
Verandert naar de maat der jaren.
Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.
Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,
Haar gewrichten waren jonge katten,
Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.
'Je bent mij ontgroeid,' zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
als een vrouw zonder mond.)
Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.
En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: 'Hij is
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.'
Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert
Niet naar mij terug. van u herstel ik niet.
Aus: Gedichten 1948-1993
Amsterdam: De Bezige Bij, 1994
Audioproduktion: Het Beschrijf, 2004
LA MADRE
No soy, no estoy más que en vuestra tierra.
Cuando gritabais y vuestra piel temblaba,
Mis huesos prendieron fuego.
(Mi madre, presa en su piel,
Cambia al compás de los años.
Su ojo es claro, escapó a la ira
De los años por mirarme y
Llamarme su alegría de hijo.
No fue un lecho de piedra, ninguna fiebre animal,
Sus articulaciones eran gatitos,
Pero mi pellejo le es aún imperdonable
E inalterables son los grillos en mi voz.
“Al crecer te has alejado de mí”, dice lentamente
Lavándole los pies a mi padre y se calla
como una mujer sin boca.)
Cuando vuestra piel gritaba, mis huesos prendieron fuego.
Me acostasteis, jamás podré devolver esa imagen,
Fui el huésped invitado pero mortífero.
Y ahora, más tarde, ya hombre, os soy extraño.
Me veis venir hacia vos y pensáis: “Es él
El verano, él me hace carne y mantiene
Los perros dentro de mí despiertos.”
Mientras cada día estáis al morir, y no junto
A mí, no soy, no estoy más que en vuestra tierra.
En mí se va vuestra vida, rodando, vos
No volveréis a mí y de vos no me repondré.