Joris Iven

niederländisch

The Doors

Behind the door was another door
and behind that was another.

The first door was black, as befitted
a four-storey Georgian house
on a street shaded by oaks.

The second door was the grey
of the sky before rain.

The third door was blue, or blue-
green – let’s say cobalt – with a stiff
black wrought-iron handle

which took the shape of a mermaid
instead of a dog or a dragon.

Or the rattlesnake I expected
to rear up, hissing, at me
when I crossed the threshold.

No chime announced me.
No animal or person met me.

The corridor I looked down
was lined with male portraits.
The rugs had embroidered females.

The ghost of incense haunted
the air I hardly breathed.

I took a couple of half-steps
then stood there, listening.
I heard the portraits breathing

then, from some distant room,
a cuckoo clock cuckooing.


My smile turned into a cough
that echoed off the walls
and infiltrated the house.

The women on the first rug
were grinning at me.

All the eyes in the portraits
were turned my way.
I looked back at the door

heard the lock click, then beyond
another lock, then another.

© Matthew Sweeney
Aus: unpublished
Audioproduktion: 2006, M.Mechner / Literaturwerkstatt Berlin

DE DEUREN

Achter de deur was een andere deur
en daarachter was nog een andere.


De eerste deur was zwart, zoals het
een vier verdiepingen tellend Georgian huis
betaamt in een straat belommerd door eiken.


De tweede deur had het grijs
van de lucht vóór de regen.


De derde deur was blauw, of blauw-
groen – laten we zeggen kobalt – met een diep
zwarte smeedijzeren klink


die de vorm aannam van een meermin
in plaats van een hond of een draak.


Of de ratelslang die ik verwachtte,
oprijzend, sissend, naar mij
toen ik de drempel passeerde.


Geen klokgelui kondigde me aan.
Geen dier of mens wachtte me op.


De gang waarin ik naar beneden keek
was behangen met mannenportretten.
De kleden hadden geborduurde vrouwen.


De geest van wierook spookte door
de lucht die ik nauwelijks inademde.


Ik nam enkele kleine treden
en stond daar dan te luisteren.
Ik hoorde de portretten ademen


toen, vanuit een of andere afgelegen kamer,
een koekoekklok begon te koekoeën.


Mijn glimlach werd een kuch
die langs de wanden weergalmde
en het huis binnen drong.


De vrouwen op het eerste kleed
grijnsden naar me.


Alle ogen in de portretten
waren op mij gericht.
Ik keek achterom naar de deur,


hoorde het slot klikken, dan daarachter
een ander slot, dan nog een ander.

Vertaling: Joris Iven

Translated under the authority of the Flemish Literature Fund