Hugues C. Pernath
Tien gedichten van de eenzaamheid VII - Ik behoor niet meer maar beheers het beven
Tien gedichten van de eenzaamheid VII - Ik behoor niet meer maar beheers het beven
Ik behoor niet meer maar beheers het beven
Brandend en kinds, slapeloos in vroeger
In de dingen die hebben plaatsgevonden, de dingen
Der dagen. Ik vervoeg de panden van de pijn
En lichtschuw, gelouterd, geloof ik in het spreken
In het zwijgen dat voortduurt na de dood.
Dit was hetzelfde breken dat ons samenbracht,
Hetzelfde verdringen, hetzelfde gebaar.
Dit was het schroeien, het wassen van de wonde.
In mijn geheugen verdelen ogen mijn geheimen
En tranen de ruïnes die kleverig smeulen.
Aan machten bezweek mijn macht, mijn verlangen
Terwijl ik geduldig verbloedde en verbond.
Liefhebben werd het bewaren, het bewegen van woorden
Die ons heimelijk braken, die ons herleidden
Tot schimmen. En ver van mij gingen mensen uiteen.
De vage omtrekken van de vele vrienden vergaan
En nooit te achterhalen werd elk gebaar
De weerkaatsing van het dromen en het derven.
Berustend in de gave kroop ik, viel ik en huilde,
Mijn beklemming vergleed, de dagen doordragen
En ik veronderstelde de angst, de allerlaatste leer
Die ik onderga, waaruit ik overleef. Nergens
Was een steen te zien, de gelaatstrekken van geen ander.
Zo blijf ik in leven, maar alle leven is ontgonnen.