Anneke Brassinga
Romantisch
Achter de waterval, over ruisende velden gaand,
gehurkt boven flesjesmos, springend van klippen
bij springtij; je zag ze vroeger overal,
in ieder gedicht pittoreske passanten die oreerden,
converseerden, desnoods schreeuwden. Lichter dagen
doorwandelde het ondermaanse toen er poëzie
rooskleurig aan de takken hing, vrij
als een ontluiken dat nu werkelijk ging worden
in wederkerigheid van woorden -
nog altijd wachten schanddaad en vertwijfeling
ons zwijgend op achter de bomen.