Tomas Lieske
Hiernamaals
Hiernamaals
Stel, je kind wordt door een vrachtwagen gegrepen.
Zijn allerlaatste moeder vervaagt van aangezicht.
Je fluistert dat die massa vol ijzersmaak en boorgeluid
zal worden opgelicht. Het kind
rekt zich uit en bij de laatste pijn,
die eeuwig duurt, blijkt het al bevroren.
Je krijgt hierna ontbijten geserveerd
door een ongrijpbare engel, die doorlopend zweet,
zijn haar hoog afgeschoren heeft, te zeulen
loopt met tassen chemisch spul, die stinkt,
die dubbel praat, zijn tong een ampul van beulen,
die jou een infernale keuze laat:
je kind blijft dood. Maar iedere nacht
mag jij dromen dat je jongen leeft, speelt,
verder groeit en met je praat in zachte
woordenloze droomballonnentaal. Ontwakend
hoor je iedere morgen weer het noodsignaal:
de stilte van het dode-kinderenjournaal.
De andere mogelijkheid is een spiegelbeeld.
Jij krijgt je kind terug. Het geneest.
Maar iedere nacht zal je dromen dat het opnieuw
gegrepen wordt, uit de achtbaan, van de rotsen,
omkomt in een tijstroom. Ontwakend
zie jij je kind, en iedere avond moet je slapen.