Jan H. Mysjkin
Harmonia praestabilita
Harmonia praestabilita
De spitse heuvels zien eruit als cipressen
en voorzien een grote, lege ruimte van stekels,
boven en onder.
Een roestige bodem, niets dan stof en stenen.
De gieren verschijnen. Ik zie hun schaduw
lopen over de vulkaanbodem, overal waar mijn blik op rust.
Ik blijf niet langer dan één minuut,
want mijn tijd is geteld.
* * *
Vier of zes roeiers met blote bast
en kale kop
stralend in de zon.
Een volkje van geiten en afpellende kamelen,
schilferig en poedelnaakt,
wandelend over de gloeiende straatweg.
Een antieke auto op stoom, gebouwd
als een locomobiel, met een grote schoorsteen.
Ik neem plaats.
Het kabbalistische gekletter van ijzeren velgen
brengt de verrassing van een getemde leeuw.
* * *
Een muts van blauwe zijde met goudgalon, een zeegroen hemd waar
de mouwen van een roze bloes uitsteken en een wijde oranje pantalon
die tot op de voeten valt.
Onder de zon gingen de kleuren zo harmonisch samen dat je ervan
had kunnen huilen.
* * *
Zich op zijn zondags vertreden en vervelen.
De salon vullen.
De operazangeres toejuichen.
Blozen van plezier.
Een heel verleden verloochenen.
Eindigen met een eensgezinde hartsterking.