K. Michel
DWARS
DWARS
Een nacht zestien seizoenen lang
hoort hij zich voortdurend
gehurkt voor een voetpadenwijzer
aan de reling van een veerboot
op een kruispunt in de metrogangen
en altijd onder de sterren
met een hoofd in zijn hoofd
denken 'waar ben ik?'
Een artisjok heeft een hart maar geen richting
Een helikopter heeft een bestemming maar geen lot
'Ik', twee letters, één scheut
van een groter grillig vertakt woord
Daar waar schaduw is, woekeren
in vochtige bossen kilometerslange
zwamdraden die lukraak de kop
opsteken in de vorm van een paddestoel
Verbaasd verdwaald,
opwaarts gedropte parachutisten
Ooit hanteerden Polynesiërs
om hun koers te zoeken op de Stille Oceaan
kaarten gemaakt van dunne stokken
die nog het meest lijken op bamboerekjes
om klimbonen mee op te binden
En Canadese indianen sneden houten kustkaarten
die eruit zien als Beierse kurkentrekkers
Afhankelijk van de legenda
kan kortom alles een kaart zijn:
handpalmen, oogirissen, moedervlekken
en de vertakkingen in de plooien
van een opengewoeld bed
Zo blijkt als de slaper
eindelijk is wakker geschud
ook lang na het ontwaken
'waar ben je?' de vraag