Bernard Dewulf
Voor Isolde
Voor Isolde
Wij hadden gedronken. De beker ineens.
Zodat in de daghaast van lichamen
onze lichamen blonken. Wij hadden
de wereld verloren, de wereld ons,
en hielden een hemelbed aan
waarin de stad wegtikken kon.
Het reed met ons rond, deed met ons
wat wij moesten. Dan gaven wij namen
en namen die in de mond.
Zo vond men ons
niet. De ochtend verdraagt geen sage,
zijn licht is zijn zwaard. De trein nam
ons terug, wiegend naar ons bestaan.
Daar lost iemand in blanke handen ons op,
daar heeft een huis ons bewaard.
Wij drinken er, drinken op ons geluk
en lachen blazend het vuur uit
van verjaardagstaarten. Wij gaan dus
niet dood. Gewond van binnen
kussen wij de dag en de mens.
De spiegel die te scheren wil beginnen.